Birth of the Other

Gepubliceerd op 17 januari 2021 om 22:07

Hilde Descamps

Inleiding

 

“Birth of the Other” beschrijft hoe een klein meisje ertoe komt om een bepaald soort van verhouding te installeren met de Ander. De Ander met een hoofdletter, wat we in eerste instantie misschien zouden kunnen begrijpen, niet als een concreet iemand, maar wel om iemand als representant van een symbolische klasse, in een soort van typische verhouding. Een verhouding die dan ook kan worden overgebracht op andere Anderen, wat Lefort beschrijft op het einde van het boek. Het is daardoor dat Nadia erin slaagt om los te komen van Lefort en die verhouding over te zetten naar andere verzorgsters in het kindertehuis waarin ze verblijft. We zullen zien hoe de Ander daardoor ook op een andere manier kan ingevuld worden, zijnde de Ander van de taal. Tegelijkertijd is het slechts via die Ander van de taal dat Nadia tot die separatie kan komen.

Van begin tot einde gaat het in de gevalstudie over separatie, een separatie die op verschillende manieren wordt bewerkt binnen die verhouding. Een separatie waarmee Nadia in haar prille leven te vroeg mee te maken kreeg, want vanaf de geboorte werd ze gescheiden van haar moeder, die tuberculose had. 

'

Sindsdien verbleef ze in verschillende instellingen, en doordat ze heel vaak ziek was, kon ze niet in een pleeggezin worden opgevangen. We krijgen een beschrijving van een klein meisje dat zich laat vallen als een slappe pop wanneer ze wordt gevoed. Vermoed wordt dat de manier waarop ze zich laat voeden de reactie is op het maandenlange verblijf in de instellingen waarin ze slechts één kind in een rij was, met haar reactie als “la véritable expression du non désir de l’Autre marqué par l’absence de mots, de signes affectifs d’attachement et d’attitudes indiquant à l’enfant qu’il est traité dans une série complètement anonyme[1]. Lefort benoemt dit als “the dimension of being an object of satisfaction of the need for sustenance[2], de fles die enkel fungeert als object van behoefte[3]. Immers, ”Il n’y pas de figure de l’Autre désirant pour parler à l’enfant comme à un sujet afin de l’amener vers l’émergence subjective”. Er is geen moeder of vader die doorheen de afwezigheid en de aanwezigheid, doorheen de woorden, de liefde, de gehechtheid en de specifieke zorg een zuigeling de boodschap kan geven dat hij op een unieke manier wordt behandeld. In die context wordt de gift van voeding een extreme intrusie, omdat er geen liefde wordt meegegeven die zich daarmee verbindt. Of – vanuit het perspectief van Aulagnier – de voeding wordt geen lustvolle ervaring, het verlangen van de Ander, dat de excitatie oproept in een zintuiglijke zone, ontbreekt[4]. Daardoor kon het kind niet worden ingevoegd in het veld van de vraag en van het verlangen dat van de volwassene een Ander maakt.[5]

We krijgen een zeer gedetailleerde beschrijving van Nadia die eerst haar appèl doet op Lefort als Ander[6], en vanuit dat appèl een relatie kan installeren waarbinnen die voeding kan worden toegelaten, en objecten van uitwisseling kunnen worden gecreëerd. Er zijn de “metaforische” objecten die heel pregnant een scène oproepen die Lefort invidia noemt, een soort van totaalervaring, aantrekkelijk en schrikwekkend tegelijk. Die metaforische objecten gaan over de fles, de pop, de beweging van het zuigen, want alles waarop Nadia zuigt wordt een metaforisch object. Daarnaast zijn er de metonymische objecten, waarin het aspect van “slechts een deeltje zijn” overheerst, waardoor de impact ervan door Nadia niet overspoelend massaal ervaren wordt. 

Er zijn twee elementen die zullen bijdragen tot het afstand nemen van die oorspronkelijke scène van de invidia: de betekenaar van haar naam, Nadia, maar ook de taal in het algemeen, en ten tweede de metonymische objecten.

De taal doorbreekt de fascinatie, en Nadia laat dat toe, wanneer Lefort haar bij haar naam aanroept, tijdens die sleutelscène van 10 december die in het boek heel kort wordt beschreven, maar centraal staat doorheen de analyse. Lefort beschrijft hoe ze voortdurend alles benoemt wat Nadia meemaakt, en daarin ook een verbod uitspreekt op die totaalervaring, en het is duidelijk dat Nadia begrijpt wat ze zegt, want ze brengt in scène wat Lefort benoemt.

Nadia begint geleidelijk zelf taal te gebruiken, maar dat kan slechts wanneer ze erin slaagt om het metonymische object, in dit geval de lepel, los te maken van het verweven zitten in die oorspronkelijke ervaring, die meer en meer wordt verdrongen. Het is dat geleegd worden dat toelaat dat Nadia ook loskomt van de persoon van Lefort zelf, en die verhouding installeert die ze later kan overdragen naar andere personen.

Vandaar dat de Ander hier, denk ik, kan staan voor de taal maar ook voor die significante Ander in een overdrachtelijke verhouding.

In wat volgt probeer ik de belangrijkste momenten van die gevalstudie te beschrijven met steeds ook de interpretatie die Lefort eraan geeft. Vooraf kan ik wel een aantal aandachtspunten weergeven:

  • Lefort brengt in kaart hoe er een overgang komt van invidia naar de scopische en de orale drift, waarbij Nadia zich losmaakt van een scène van fascinatie die Lefort invidia noemt, en van de wederzijdse inclusie, wat mogelijk maakt dat de situatie van voeding lustvol kan worden.
  • Ze beschrijft hoe er een wisselwerking komt tussen het orale en het scopische, en hoe dit aan elkaar worden gekoppeld. We zien dat bijvoorbeeld wanneer de bril van Lefort, het scopische element, wordt gekoppeld met het zuigen.
  • We lezen hoe die ervaring van zuigen overgezet wordt op objecten om zo van die objecten metaforische objecten te maken.
  • Eens de fascinatie doorbroken, is er een zeer sterke ambivalentie ten opzichte van het beeld van een kind dat geniet van het gevoed worden. Het is een ambivalentie die mede ontstaat door de vroegere ervaringen van Nadia, in die instellingen waarin ze effectief werd gereduceerd tot enkel object van de Ander. Het is die ambivalentie die haar ertoe brengt om daarvan weg te gaan. De ambivalentie toont zich in die combinatie van tederheid en agressie ten opzichte van Lefort en ten opzichte van de metaforische objecten, inderdaad minder ten opzichte van metonymische objecten.
  • We zien een zeer rijke beschrijving van de spiegelfase, waarin verschillende componenten aan bod komen. Als eerste het beeld als metonymisch object voor Nadia zelf en voor Lefort, wat een scheiding toelaat tussen Lefort en Nadia, veel effectiever dan in de eerste beweging, toen Lefort als reële ander moest worden losgemaakt van een beeld van de Ander dat op de ogen van Nadia is geplakt. Verder ook een scheiding tussen het spiegelbeeld en de reële beleving. We zien hoe al die situaties een werkelijk doorwerken vragen en niet zomaar kunnen worden teruggebracht tot een mythisch moment in de ontwikkeling.
  • En dan tenslotte die overgang, van de relatie tot Lefort als specifieke Ander, naar een relatie tot Anderen, waarbij Nadia ook de stap kan zetten tot het gebruiken van taal als betekenaar – losgemaakt van dat doordrenkt zijn van die oorspronkelijke totaalervaring.

Maar laten we dit ontdekken in het verhaal zelf.

  1. Invidia - A(nder) + a ->  scheiding tussen A en a

Op 13 oktober ziet Lefort Nadia voor de derde keer, en Nadia lacht wanneer ze dichterbij komt. Dat verandert wanneer Lefort even aandacht geeft aan een ander kind in de kamer : Nadia maakt eerst krijsende geluiden, daarna begint ze te huilen. Dan stopt ze, ze keert haar rug naar Lefort, ze steekt een duim in haar mond, zonder te zuigen, en ze legt haar andere hand erover. Ze maakt een wiegende beweging met haar handen, alsof ze zichzelf aan het wiegen is. Wat later doet ze haar handen uiteen, ze kijkt naar Lefort, ze lacht, en ze speelt met de handen van Lefort, durft zelfs bijna een speelgoedje aan te nemen dat Lefort haar voorhoudt. Kort daarna wordt ze ernstig ziek, ze trekt zich terug, weigert alles wat haar wordt aangeboden, en ze blijft onophoudelijk wiegen, met een troosteloze blik – de blik die maakt dat Lefort haar in analyse neemt.

Daags daarvoor had Lefort al opgemerkt hoe Nadia reageerde wanneer andere kinderen aandacht kregen. Lefort hield haar speelgoed voor, ze pakte het vast, ze kuste het, ze likte eraan, ze gooide het neer, pakte het terug op, gaf het aan Lefort enzovoort. Maar toen begon een verpleegster de andere kinderen te voeden. Waar Nadia zag dat de verpleegster iets deed met een ander kind, sloeg ze de rubberen zeeman, en ze gooide hem weg. Een gelijkaardig scenario als de dag daarna, dus.

Het verlangen verschijnt, volgens Lefort, wanneer Nadia ziet hoe een verpleegster of Lefort zelf aandacht geeft aan een ander kind : “It was only her sensitivity to another little counterpart being fed and cared for by the Other that triggered invidia in her. This bore witness to her own desire, which inscribed itself in the gap between her and this counterpart.”[7]

Lefort merkt op dat Nadia alleen op die momenten reageert op andere kinderen; daarbuiten lijken ze niet te bestaan. Ze beschouwt het niet als jaloezie; Nadia houdt er immers niet van om voedsel te krijgen, of om op de schoot te zitten van een volwassene. Voor Lefort heeft alles hier te maken met het “zien” : een volwassene die aandacht geeft aan een ander kind, en het doet haar denken aan een passage van Lacan, die spreekt over invidia [8] : « Telle est la véritable envie, celle qui fait pâlir l’envieux - devant quoi ? - devant l’image d’une complétude qui se referme et de ceci que le (a), le (a) par rapport à quoi il se suspend comme séparé, peut être pour un autre la possession Zont il se satisfait, la Befriedigung. (…) C’est à ce registre de l’œil comme désespéré par le regard, qu’il nous faut aller pour saisir le ressort apaisant et charmeur, la fonction du tableau, le côté civilisateur de ce qui, chez le peintre, est produit par une action spécifique. Et ce rapport foncier du (a) au désir me servira comme exemplaire dans ce à quoi nous nous introduirons maintenant concer­nant le transfert. »[9]

Lefort beschrijft het als Nadia die geconfronteerd werd met “what appeared to her a picture of completeness on the part of the other, and his satisfaction, rather than just a food-object as such.” (…) Her desire was in the specific relation to an object that aroused her covetousness only if it belonged to another child (….) Surely this object in relation to another, and which she had to keep at distance, was non other than Lacan’s object a, the object cause of desire”.[10] Er is dus een beeld van een kind dat volledig lijkt op te gaan in dat scenario van gevoed worden, en hoewel Nadia’s verlangen erdoor wordt opgewekt, laat ze niet toe dat ze zelf in die situatie terecht komt. 

O’Loughlin stelt :  “Nadia was  functioning in  what  Lacan refers to as invidia. That is to say she could only ovet the emotional expression of others whom she observed, but she showed no capacity to desire the breast for herself.” Hij verwijst naar een falen van het inschrijven van het Reële in de Ander, door processen zoals het pictogram, beschreven door Aulagnier, en hij stelt dat Nadia geen enkele andere mogelijkheid meer had om haar verlangen in stand te houden, behalve “in the gap of the object she had not let go of, or invidia”.[11] Lefort schrijft inderdaad dat “What was missing was the active part of the drive ; but she was impelled to establish it on the morning of 12 november, by demanding to take her breakfast from the bottle.”[12]

Wat kan dit betekenen ? 

In een eerste beweging lijkt alles te gaan over de blik van Lefort. Lefort beschrijft een aantal situaties waarin zich iedere keer hetzelfde voordoet:

12/10 : Nadia speelt met een rubberen zeeman. De verpleegster begint de andere kinderen te voeden. Nadia ziet dat, ze slaat het speelgoed weg.

13/10 : Lefort laat Nadia even achter, met de rubberen zeeman. Ze gaat naar een ander kind, Nadia ziet dat en ze gooit de zeeman weg. Lefort keert terug, Nadia probeert haar aandacht te trekken.

15/10 : Lefort komt dichterbij, Nadia lacht. Lefort gaat naar een ander kind, Nadia begint te huilen.

16/10 : Lefort heeft een blokje gelegd naast Nadia, een kind wil dat blokje nemen. Nadia schreeuwt, gooit zichzelf naar achteren, ze keert zich naar Lefort en ze biedt haar een arm aan.

23/10 : Nadia is ziek, Lefort zit bij haar, Nadia onderzoekt haar mond. Er komt een ander kind dat Lefort aanraakt ; Nadia gooit zichzelf achterover en toont afschuw. Zodra het kind weg is gaat ze verder met de exploratie van de mond van Lefort.

27/10 : Nadia en Lefort zitten in de slaapzaal, en Lefort legt haar hand op de lege wieg naast die van Nadia. Ze ziet hoe het meisje gespannen reageert, ze trekt haar hand weg, en Nadia lacht.

Zouden we kunnen veronderstellen dat de hele interactie tussen Nadia en Lefort gecentreerd is rond de aandacht van Lefort voor Nadia ? Dat Nadia, zodra ze voelt dat de aandacht van Lefort naar een ander kind gaat, zichzelf – of een voorwerp – achterover werpt, wegwerpt ?  Een flink stuk verder in het boek vermeldt Lefort dat deze beweging zich enkel voordoet in aanwezigheid van Lefort ; wanneer een ander kind verschijnt en Lefort is er niet, gebeurt het niet – dixit de verpleegsters.

Mogelijk speelt hier een dynamiek zoals vermeld door Claudine Crommar, de blik van de moeder die het kind verhindert om uiteen te vallen[13]. Deze noodzaak lijkt minder dwingend waar we zien dat Nadia reageert op het kind dat niet aanwezig is, maar dat aanwezig kan blijven via de representatie ervan, door die lege wieg. Lefort veronderstelt immers dat Nadia reageerde op het spoor van het andere kind, “a trace I erased when I withdrew my hand”. De beweging van het terugtrekken van haar hand geldt als een separatie van het spoor van dat andere kind, maar ook als een interpretatie, zegt ze: “…put me in the foreground as an Other who could separate from an object, that is to say, who was marked by a lack“. Door die beweging wordt Lefort dus een ander met een tekort. En “It was the last time that Nadia felt herself destroyed and annihilated faced with another child. She would no longer lose contact with me in the presence of another (with the exception of the session of 10 december).”[14] Er lijkt een soort van continuïteit te zijn ontstaan, Nadia kan de wieg van het kindje gebruiken als symbool voor de aanwezigheid voor dat kind, maar tegelijkertijd valt ze zelf ook niet meer uiteen wanneer een ander kind contact legt met Lefort. 

In een tweede beweging gaat Nadia op verkenning op het lichaam van Lefort, en dan gaat het vooral over het letterlijk zoeken naar een holte in haar lichaam, voornamelijk haar mond. Maar in feite gaat het om een transitivisme, zegt Lefort, wat gelezen kan worden als een soort van samenvallen zonder dat er al mogelijkheid tot verschil is.

23/10 : Nadia zit op de schoot van Lefort, kijkt haar aan en onderzoekt met haar vingers de mond van Lefort. Ook later bij de maaltijd kan ze haar ogen niet afwenden van Lefort, die dichterbij komt.

27/10 : Lefort installeert zich naast Nadia, Nadia lacht en steekt haar vinger in de mond van Lefort.

28/10 : Eenzelfde scenario, ze steekt haar vinger in de mond van Lefort, ze zuigt eraan, ze steekt hem terug in haar mond (van Lefort). En ze probeert een van de vingers van Lefort van haar hand te trekken.

1/11 : Nadia is ziek, gespannen, angstig, maar toch begint ze opnieuw de mond van Lefort te exploreren. Ze trekt aan haar tanden, zoals voordien aan haar vinger. Na een gespannen reactie waarbij ze Lefort op de mond slaat, ontspant ze zich weer, en ze steekt haar vinger en daarna haar hele hand in de mond van Lefort. Dat is echter teveel voor haar, ze versteent.

3/11: Lefort geeft haar een lappenpop, Nadia neemt ze en duwt ze tegen de mond van Lefort, en dan tegen die van haar; ze herhaalt dit. Lefort kust de pop, Nadia is verrast en dan brengt ze de pop bij haar mond en ze likt de pop, om haar daarna opnieuw naar Lefort te brengen waar ze probeert de pop in haar mond te duwen. En dan brengt ze een diertje naar haar eigen mond.

Lefort beschrijft het zo : “she hit me on the mouth, that mouth she always returned to and that was, as we have seen, as much mine as hers.”[15]

In deze beschrijving lijken me twee zaken van belang : enerzijds de exploratie van de holte in het lichaam van de ander, als basis voor het installeren van het tekort en het verlangen, anderzijds de Ander als spiegel voor het subject.

De holte. Lefort beschrijft hoe Nadia met haar mond speelt, “she circled around my mouth as a place, a gap[16]. Ze beklemtoont hoe Nadia ernaar zoekt om in die periode ook een stuk van haar lichaam af te scheiden, haar vinger, haar tand. Rodulfo formuleert het zo: om te zijn moet men gaten maken, zoals de baby dat moet doen die zich een weg moet banen door het geboortekanaal. De belangrijkste activiteit in het eerste levensjaar, zegt hij, gaat over het produceren van gaten, liefst in het lichaam van de moeder[17]. Hij verwijst daarbij expliciet naar Nadia, die dat inderdaad doet en kan doen door middel van de overdracht, door een analytica die zich daarvoor ter beschikking stelt. Pas later komt er een metaforische verdubbeling van die beweging, het theoretische model dat gebouwd is rond het tekort in de taal. En hij verwijst naar Aulagnier, wanneer hij het heeft over een discours van de moeder waarin geen tekort mag doorschijnen, wanneer de moeder zich niet laten “doorboren”, waarbij er geen afstand mogelijk is tussen die particuliere moeder en het culturele register van “de moeder”. Daar komen we later nog op terug.

De spiegel.[18] Er is het beroemde citaat van Winnicott, waarin hij spreekt over het kind dat gespiegeld wordt in het gelaat van de moeder[19], maar dan lijkt hij het daar vooral over de gemoedstoestand van de baby te hebben die wordt gespiegeld door de moeder. Sami Ali gaat verder wanneer hij een theorie over het gezicht uitwerkt[20]. Het gezicht, zegt hij, kan wel aangeraakt worden, maar niet gezien worden, dat kan alleen voor de spiegel. Het gezicht is dus iets van de buitenwereld, op het niveau van het lichaamsbeeld is het een leegte, er is vooreerst een baby die geen gezicht heeft. Daarna is het enige gezicht dat de baby heeft, het gezicht van de moeder dat in die beginperiode samenvalt met het visuele veld. Er is nog geen mogelijkheid om afstand te creëren tussen subject en object ; de ander is tegelijkertijd subject en object, het subject kan zich construeren als een ander ten opzichte van zichzelf. In de derde tijd komt er de waarneming van het gelaat van de ander als zijnde ander, met het voorvoelen om zelf een gezicht te hebben dat verschillend is van dat van de moeder[21]. Met het verschil wordt ook de afstand geïntroduceerd, maar ook de angst, voor de afstand ten opzichte van de ander én ten opzichte van zichzelf.

Lefort zelf spreekt over transitivisme : “… on the evening of 7 November, I bit off the corner of the cracker she had put into my mouth, it was she – in the transitivism at play, between us – who vomited”. 

Een derde beweging : de mogelijkheid van het speelgoed dat tussen haar en Lefort wordt geplaatst - “proved to be the intermediary she needed to accept having contact with me and enjoy it [22] – kan Nadia toelaten om te genieten van het contact.

7/11:  Hetzelfde spel met de kip  die ze eerst tegen haar mond duwt en dan tegen die van Lefort ,  maar ondertussen kan Nadia ook zonder angst de handen aanraken van Lefort.

9/11 :   Eerst de auto in haar mond,  daarna de kip in haar mond en dan in die van Lefort,  en ondertussen duwt ze ook haar [23] hand tegen de mond van Lefort . Daarna  gaat ze op de schoot van Lefort zitten,  ze steekt de vingers in haar mond, ze krabt een beetje aan haar nek, ze maakt dat Lefort  haar doet stuiteren op haar schoot. Maar ze is zeer sterk op haar hoede, ze wil niet dat de handen van Lefort haar aanraken. Tijdens die sessie neemt Nadia een pop die ze aan Lefort geeft ;  Lefort wiegt de pop en Nadia neemt ze terug, gooit ze in haar wieg. Daarna wil zij, wat angstig, op die schoot zitten. Wat later neemt ze de pop terug, ze steekt de pop uit naar Lefort, ze neemt ze terug nadat ze Lefort de pop heeft laten kussen, ze komt opnieuw op de schoot van Lefort, met de pop, en ze likt de pop, ze maakt dat Lefort de pop wiegt en dan gooit ze ze weg.

10/11: Nadia zit opnieuw op de schoot van Lefort, een ander meisje komt dichterbij en ze raakt dat meisje aan, terwijl ze naar Lefort kijkt. Ze maakt een kusgeluid met haar mond, Lefort kust haar maar Nadia duwt haar weg. Het andere kind, tot nog toe het scopische object dat betrokken was in die scène van invidia op de schoot van de ander, wordt nu verbonden met de orale arousal, zegt Lefort, en met de musculaire activiteit. Nadia laat zich zien, hoe ze gelukkig is op de schoot van de Ander, en ondertussen kan zij kijken naar dat kindje.

Lefort zegt hierover: voordien was er enkel een pure blik, zonder de mogelijkheid om bekeken te worden, en nu is er de overgang van invidia naar de scopische drift; “Nadia passed on from a situation where she was alone and passive when confronted with her sight to an activity that involved not only the object but also the Other that I was.” Alsof ze tegen het andere kind zei: Kijk naar mij op de schoot van de Ander (zichzelf ziende), zodat ik naar jou kan kijken (zien)”[24]. We zien dus de positie van iemand die kijkt, iemand die gezien wordt en de Ander. Ondertussen is het object verbonden met de orale arousal, de pop wordt gekust, Nadia maakt kusgeluiden, maar ze kan nog niet verdragen dat Lefort haar zou kussen, en ook aanraken mocht nog niet. Vandaar dat Lefort zegt dat het circuit van de orale drift nog niet alle drie momenten omvat.

Lefort zegt over die drie sessies: “Nadia was driven, in the sense of the drive, to approach my body more directly, by a structural necessity that makes the object participate in both the signifier and in the body of the Other[25]” – waarbij de betekenaar verwijst naar de objecten die worden uitgewisseld, gezien die bemiddeling hen een betekenende dimensie verleent in de context van de vraag van Nadia.

Op 13 november besluit Lefort om een fles te introduceren in de sesies, omdat Nadia de dag daarvoor in de instelling een fles had gevraagd. “… the bottle was the object of Nadia’s demand.” Nadia drinkt de fles gretig, maar met haar lichaam stijf en rigide, zonder te kijken naar Lefort. Waar die voeding, tijdens de sessies, aanvankelijk heel veel spanning brengt bij het meisje, begint ze zich na een tijdje meer en meer te kunnen ontspannen en te kunnen genieten. Wat blijkt wanneer er ook meer en meer geluiden van zuigen komen, duimzuigen en dergelijke. Maar het duurt een hele tijd vooraleer ze zich kan ontspannen terwijl ze, op de schoot van Lefort, drinkt van die fles. Lefort verklaart dit door de angst die verscheen omdat er psychisch geen scheiding was tussen subject en Ander – Nadia wilde niet “to be in the place of this small other that fulfilled the Other” (…) The Other did not speak, did not have a separate existence, she drank it in with the milk[26].

Op 5 december kijkt ze naar Lefort en zegt ze “mama, mama”, voor de eerste keer, vreugdevol, “putting the seal on the difference between her and me”.[27] Door haar mama te noemen, werd Lefort iemand anders dan de verpleegster, de fles kon zich als object van een vraag inschrijven in de relatie tot Lefort, als een symbolisch object. En Lefort merkt op: wanneer Nadia de fles heeft leeg gedronken, wanneer ze heeft getoond hoe ze erdoor bevredigd werd, keert ze zich agressief tegen Lefort, alsof ze wil zeggen dat die fles niet was wat ze zocht. Het was “dat” niet, en voor Lefort kwam hier de mutatie van het reële object naar de Ander in zijn betekenaar “mama” ; het “mama” liet Nadia toe om over te gaan naar het veld van het spreken, waardoor ze kon verzaken aan het object, waarbij de betekenaar er de plaats van inneemt, en zo kon ze ook de liefde van de Ander winnen, de liefde van een metaforische, betekenende structuur.

Op 10 december ontdekt Lefort Nadia, zittend, gefascineerd kijkend naar een verpleegster die een ander kind laat stuiteren op haar stoot. Terwijl ze kijkt, maakt ze zuigende geluidjes. Lefort roept haar, herhaaldelijk, bij haar naam, tot Nadia omkijkt glimlacht maar meteen zeer angstig wordt wanneer Lefort haar armen naar haar uitstrekt om haar mee te nemen voor de sessie. Ze staat toe dat Lefort met haar voeten speelt, maar ze lijkt bang om dicht bij Lefort te komen. Ze voelt aan haar ring, terwijl ze “ma-ma-ma” brabbelt, en zo nu en dan maakt ze zuigbewegingen.

Lefort benoemt die zeer intense scène als “the logical and hallucinatory realization of Nadia’s desire[28]. Ze spreekt over een inbreuk van dat primordiale beeld, waardoor Nadia gefascineerd wordt, en waarbij de Ander elders niet meer bestaat, behalve op haar oog, “the eye as priveleged point of the envelope on which the Other was glued. The subject, that is to say, the whole surface of her skin, was concentrated on this privileged point.[29] Horen we hier een echo van Aulagnier, wanneer die het pictogram beschrijft[30] ?

Lefort roept het kind verschillende keren bij haar naam, omdat Nadia niet meteen kan verzaken aan de fascinatie. Toch is ze voldoende sensitief om haar naam te horen, ze zit niet totaal omsloten in die fascinatie, waaruit Lefort opmaakt dat ze niet psychotisch is. Als ze was blijven kijken naar dat beeld, zou het bestaan van een Ander uitgesloten zijn, zou de Ander op het niveau gebleven zijn van een ongebonden betekenaar.

Wanneer ze zich omkeert en glimlacht betekent dit er een bres is geslagen in de fascinatie, door de betekenaar van haar naam. Nadia is niet langer “diegene die kijkt” maar wel “diegene die door Lefort werd bekeken”, waarbij ze werd betekend op het niveau van het betekenende. Door haar te benoemen spreekt Lefort ook een verbod uit, een verlies over de zekerheid van het beeld, zijnde dat de Ander niet daar was waar Nadia hem wil zien. Tot nog toe, zegt Lefort, kende Nadia enkel het beeld van de totaliteit “A(nder) + (object)a”, waarbij kind = borst, deel van het lichaam van de Ander. Door het roepen van haar naam wordt dat beeld ontrukt uit haar oog. Lefort benoemt dit als de castratie. Het beeld A + a, dat ze op haar oog droeg, wordt verdrongen. 

Waar Lefort haar bij haar naam aanroept (wat het gewicht krijgt van een vraag, maar dan van Lefort) komt er een sprong, van de hallucinatorische bevrediging van haar verlangen, naar de aanwezigheid van Lefort als Ander. Een sprong van de Ander die aan haar vastzit, naar de inbreuk van een reële, afgescheiden Ander. Nadia maakt het beeld hier los van zichzelf, voorgoed. De inclusie door het oog ging verloren; vanaf nu was de Ander drager van het object van de drift. Maar ze krijgt meteen ook een betekenaar voor haar naam, Lefort richt zich tot haar als subject. Doordat het reële nu een betekenaar wordt op het niveau van het beeld, wordt het meteen een basis voor het werkzaam zijn van metafoor en metonymie.

De geluiden van zuigen tijdens die scène geven aan dat de hallucinatie van het primordiale verlangen succesvol is, en ze horen eerder bij de driftbevrediging dan bij de fascinatie, hoewel op dat moment nog geen afgescheiden object kan worden verondersteld.

Nadia spiegelde zich graag in de totaliteit van dit beeld, maar ze weigerde voor de Ander enkel te zijn wat ze in de instelling altijd was geweest, een object dat gemanipuleerd kon worden. Het was die angst die maakte dat ze werd bewogen tot het assumeren van die betekenaar.

Lefort schetst deze evolutie als volgt :

  • Aanvankelijk is er een relatie van inclusie[31]. “That was what she always saw, it was what was looking at her when, at feeding time, she had to wait for her bottle. It was an image that could not be separated into its two elements ; and this was what she came back to in the scene of fascination, which throws light on what was involved : a purely scopic report, an image in which she found herself included”.[32]
  • In het begin van de behandeling is er het onmiddellijke effect van een ontbinden van die totaliteit ; Lefort maakt zichzelf los van dat beeld, en zo komt de kleine a tot stand, die Nadia de Ander berooft van het object dat deel uitmaakte van haar eigen lichaam (invidia).
  • Nadia kende de Ander wanneer ze getuige was van de invidia, wanneer ze een kind zag dat gevoed en verzorgd werd door de Ander, ze was daar heel gevoelig voor. “In this case, the Other was merely the agent of the completeness of the small other ; and inversely, in Nadia’s eyes, the small other was the image of the object of the completeness of the Other.[33]
  • In de scène van 27 oktober verschijnt de vraag naar de Ander en het bevragen van het verlangen van de Ander voor de ander. Maar er blijft een relatie van transitivisme.
  • Op 10 november komt er een werkelijke separatie tussen A en a, wanneer Nadia interesse heeft in een ander kind, terwijl ze haar eigen link met het lichaam van Lefort verzekert door te stuiteren op haar schoot.
  • Vanaf dat moment kan ze op zoek gaan naar een object voor zichzelf, en kan ze de fles vragen.
  • Daarna komt de zoektocht naar de positie van het object in relatie tot de Ander. Nadia kon soms wel aangeven dat de Ander drager was van het object van verlangen, wanneer ze bijvoorbeeld op 5 december “mama” zegt, maar ze blijft vooral vasthouden aan de primordiale beeld, die primordiale vorm van de Ander, waar ze via een relatie van transitivisme mee verbonden is.
  • In die periode is er een exclusie van Lefort zelf, als reëel aanwezig, vandaar dat Lefort niet gezien mag worden op het moment van het drinken. Waar de melk het metaforische object was dat Lefort representeerde, mocht Lefort als Ander mocht niet bestaan voor Nadia, ze weigerde het (metaforisch) object te zijn dat vervulling zou betekenen voor Lefort. Nadia zat daarin vast: van zichzelf te verdedigen moest ze de Ander inschrijven in de melk die ze dronk, waarvan ze zichzelf de container had gemaakt. Maar de aanwezigheid van Lefort verried het metaforische karakter van de melk.
  • Die twee bewegingen gaan samen, net omwille van het transitivisme, waardoor het vervullen van de Ander samenging met het vervullen van Nadia zelf. Er is geen verschil tussen Nadia en de Ander, wanneer ze de melk drinkt ; vandaar ook de ontzetting wanneer Nadia geconfronteerd wordt met een lege fles.
  • Op 10 december was er de inbreuk van dat primordiale fantasme, waarbij Nadia enkel nog aanwezig was als gefascineerde blik. Er is geen nood aan een reële Ander, de Ander is vervat op de oppervlakte van het subject zelf. Het kind dat op de knieën zat van de vrouw was deel van het lichaam van de vrouw, het was haar borst. In deze primordiale fantasie is Nadia de enveloppe van de Ander en alle objecten die eraan vastzitten, zonder enige separatie. Deze regressie kon enkel worden bereikt door middel van de overdracht.
  • Om hieruit te raken was een verdere evolutie nodig. Geleidelijk zou Nadia zich meer en meer richten tot het lichaam van Lefort, tot de objecten die ze droeg, waardoor ze de Ander als gescheiden kon installeren – waarbij we zullen zien hoe die objecten een separatie introduceren tussen subject en Ander, zoals Lacan het uitwerkt in seminarie IV.

We zullen zien hoe er een overgang zal plaatsvinden van de fles naar andere objecten die met Lefort verbonden waren, en omdat Nadia de fles kon verbinden met de aanwezigheid van Lefort, kan een relatie van exclusie tot een relatie van inclusie worden. Later kwam de overgang waarin Lefort erkend wordt als iemand die gescheiden is van Nadia, maar die ook drager is van het object. Waar de fles aanvankelijk Lefort uitsloot, kon Lefort extern worden aan Nadia, en werd ze drager van het object. Daar komen we straks op terug. Vandaar dat Lefort kan stellen: waar zij vroeger deel uitmaakte van de fles, maar dan als reële persoon werd uitgesloten, werd (dat waarvoor) de fles (stond) nu als object deel van Lefort, gescheiden van Nadia.

Doorheen de evolutie die we hebben geschetst blijft de constante verwijzing aanwezig naar die scène die Lefort invidia noemt, wat uiteindelijk zal uitmonden op deze gebeurtenis van die fameuze 10e december. De facetten die worden opgebouwd, blijken daar op een of andere manier allemaal mee te maken te hebben, in die zin dat het een soort van loskomen is van die scène maar ook een bewerken ervan. Het eerste ging om die blik, waar Nadia zich van kan losmaken zonder haar continuïteit van zijn te verliezen. Het tweede ging om het durven aanraken, en contact leggen met het lichaam van Lefort, in een transitivisme tussen haar lichaam en dat van Lefort, de mondholte ontdekken en toelaten. Het derde ging over het toelaten van het gevoed worden, het toelaten dat het verlangen mag bestaan naast het gevoed worden, wat in die eerste periode enkel op afstand nog mogelijk was. Het gevoed worden situeert zich niet langer alleen in de context van de lichamelijke behoeften, de enscenering van de voeding kan mee opgenomen worden in het circuit van het verlangen. En zo kan tenslotte die fantasmatische scène verschijnen met een structuur zoals Aulagnier die beschrijft. Het fantasma dat, zoals ze stelde, enkel kon verschijnen wanneer er een separatie komt tussen ik en Ander[34]. We vinden inderdaad de drie genoemde posities terug[35] :

  • Er is de verpleegster/Lefort, die aandacht heeft voor een kind of het kind voedt.
  • Er is het kind, dat op schoot zit, stuitert op de schoot, gevoed wordt.

En er is de derde positie:

  • De blik, die zichzelf gerepresenteerd ziet en waar de excitatie moet worden gesitueerd; getuige de fascinatie en de zuigende geluiden.

De scène van 10 december is een keerpunt. “Lefort beschrijft het als het “verlies van de inclusie door het oog” en de ontdekking van het reële lichaam van Lefort. “From that time on, the Real of my presence took on the role of a command ; she could no longer include me in herself by attaching me to her ; I was irremediably external to her.”[36]  Nadia kan Lefort niet langer in zichzelf insluiten, ze was onvermijdelijk extern geworden. In de periode daarna wordt het verlies van dit primordiale beeld gesymboliseerd wanneer Nadia de bril van Lefort van haar hoofd trekt, wat ze dagen na elkaar blijft doen. Er is weliswaar nog steeds sprake van een transitivisme tussen Nadia en Lefort als de Ander, en Lefort beschouwt haar bril als een representatie van het beeld dat niet is losgemaakt van het oog. Door die bril weg te nemen is het alsof Nadia een beeld kan losmaken. Het spelen met dat wegnemen van de bril is ook het spelen met het niet plakken van dat beeld.

Vanaf nu staat het lichaam van Lefort als Ander centraal, waar Nadia voortdurend zoekt naar de liefde als naar het object van de drift. Het is een ambivalentie die de komende sessies zal blijven beheersen. Op 11 en 12 december drukt Nadia haar agressie uit wanneer ze de fles of ander speelgoed slaat, maar tegelijkertijd slaagt ze erin om geheel ontspannen, in de armen van Lefort liggend, te drinken van haar fles.

In dat reële lichaam kon Nadia de plaats innemen van het metaforische object, wat de verschrikking betekende om vastgeplakt te zitten aan Lefort, deel uit te maken van haar lichaam, haar borst te zijn. Op 12 december bereikt Nadia de metaforische realisering van het beeld van 10 december, wanneer ze drinkt uit de fles, liggend in de armen van Lefort, en kijkend naar Lefort, en ze geniet ervan. It was as if she had to establisch her debate, to let it take root, in the Real, something she had probably never done before[37],  zegt Lefort; mogen we veronderstellen dat hier dat inschrijven van het Reële in de Ander gebeurt waar O’Loughlin het daarnet over had, via een worteling in het originaire zoals beschreven door Aulagnier ?

  1. De pre-speculaire fase

In de volgende periode verschijnen twee bewegingen die tegen elkaar botsen : enerzijds wil Nadia de separatie met Lefort niet aanvaarden, anderzijds zoekt ze die ook op.  We zien dit in de manier waarop Nadia zich opstelt tegenover het reële lichaam van Lefort, we  zien dit ook in de manier waarop ze de objecten in de uitwisseling met Lefort hanteert.

  1. Het zoeken naar inclusie van de Ander

Het beeld van 10 december kon, via het oog een totaliteit A(nder) +(object) a verzekeren. Die constellatie is doorbroken doordat Nadia de reële aanwezigheid van Lefort niet meer kan ontkennen.

Lefort beschrijft in de volgende sessies een aantal manieren waarop Nadia dan toch zoekt naar een realisering van dat beeld, niettegenstaande een gelijktijdige beweging naar separatie. Ook later, tijdens de spiegelfase, komt het verlangen naar inclusie van de Ander regelmatig terug.  

  • Nadia probeert die inclusie te bekomen via de huid, waarbij de continuïteit tussen het binnen en het buiten van haar lichaam, in een transitivisme met het lichaam van Lefort. Wanneer de relatie van inclusie onmogelijk blijkt, komt er een agressieve reactie.

 24/12: Nadia raakt per ongeluk de huid van Lefort aan, onder haar witte jas. Ze vlucht meteen. Er komt een scène met veel geweld, ze trekt aan de lippen van Lefort, ze krabt haar, ze slaat haar hoofd hevig achteruit, ze nijpt met haar vingers in haar huid.

Na de sessie besmeurt Nadia zichzelf met ontlasting, in haar hals, haar oren, helemaal over haar gezicht en haar benen, ze had zelfs haar mond vol ontlasting gestopt.

Lefort begrijpt het als een reactie op het aanraken van haar huid: Nadia werd overweldigd door passie toen ze de huid van Lefort ontmoette, als zijnde het reële van de afwezigheid van een gat. En hier zien we waarom het zo belangrijk is dat kinderen een gat kunnen boren in het lichaam van de moeder: “my body had to be a surface with holes, because of the objects she wanted to get from it, so that the holes in the surface of her own body could by filled by them[38].  Door zichzelf met ontlasting te besmeren, met inbegrip van haar mond, maakte ze,  van haar huid ook een oppervlakte zonder gaten, zonder binnen of buiten.

Lefort interpreteert het als een weigering van haar mond, dat haar mond niet bestond zolang die niet kon worden ingevuld door het vastplakken aan de Ander of het object dat de Ander droeg. Nadia zou zichzelf nog enkele keren besmeuren met ontlasting, steeds buiten de sessies, steeds in afwezigheid van Lefort.

25/12: Nadia wil dat Lefort haar vastpakt, en gedurende een minuut begraaft ze haar hoofd op de schouder van Lefort, ze knuffelt haar stevig, ze geeft haar een tedere blik. Opnieuw die transitieve beweging dus, waarbij het moeilijk is om te beslissen wie wie is; Nadia kon die dag niet verdragen dat ze fysiek gescheiden was van Lefort, want wanneer Lefort haar op de grond zet wordt ze agressief.

16/1 : Nadia legt zich aan de voeten van Lefort, alsof ze zich werkelijk tot object van Lefort maakt, nadat ze haar symbolisch heeft beroofd van haar blik, door haar bril van haar gezicht te trekken. Ze blijft gehecht aan dat beeld van 10 december, ze blijft zoeken naar het hebben en het zuigen aan het object. Ze weigert haar eigen verlies en dat van Lefort te erkennen.

  • Nadia zoekt het object op Lefort zelf, onder haar witte jas.

30/12: De sessie speelt zich af op de schoot van Lefort; er is het spel met het koekje in en uit de mond van Lefort; daarna is er het moment waarop ze toevallig de huid van Lefort aanraakt. Ze opent de witte jas, ze steekt haar hoofd erin om dichterbij te kijken, dan wordt ze kwaad. Ze slaat Lefort met beide handen op de borst, ze slaat op de fles, ze morst de melk, ze ontspant en ze komt terug in de armen van Lefort. Na de sessie urineert ze in haar luier.

Lefort interpreteert het als een zoektocht naar het reële object, wat ze echter niet te zien krijgt, want het enige wat Nadia ziet is de blouse onder haar jas; het object blijft gesluierd, verboden. Gevolg is een omkering, waarbij Nadia zichzelf maakt tot het object van Lefort, door in haar armen te komen. Maar door haar urineren introduceert ze een ander, ontbrekend object, het reële van haar lichaam.

Nadia zou dit nog drie keer proberen, met steeds de ervaring dat haar blik niet in staat was om het versluierde object te nemen, de borst, uit het lichaam van Lefort, waarop ze zichzelf tot object van Lefort maakt, in haar armen.

  • De oraliteit

16/1 : Nadia zit op de schoot van Lefort, met haar mond vastgeplakt aan het gezicht van Lefort, en ze probeert haar te absoberen. Het is hier niet langer meer een zaak van zichzelf te verliezen in het “zien” van het object, wel van het hebben van en zuigen aan het object. 

  1. Separatie - twee soorten objecten

Lefort onderscheidt een metaforisch object en een metonymisch object. Een metaphorisch object “did not efface the object, even if it substituted another[39], en behoudt een band met het Reële, met alle intensiteit ervan, daar waar een metonymisch object een object is dat kan worden afgescheiden, en daarom meer veiligheid biedt, “the only objects that guaranteed she would not dissolve in my body and in the other”[40]

Want inderdaad, de metafoor, weliswaar psychische representant van het object,  staat te dicht bij het reële van het lichaam, stelt Lefort, wat een terugkeer inhoudt naar een duele verhouding tussen Nadia en Lefort. We zullen zien hoe Nadia daarom de metaforische objecten – de fles, de grote pop - ofwel zal vernietigen, ofwel zal vervangen, door een metonymisch object.

Een metonymisch object is een object dat ook vernietigd kan worden, maar dat vooral kan worden afgescheiden, zoals een stukje papier, de knopen van de jas van Lefort, de spraak. Een metonymisch object is veiliger voor Nadia, zegt Lefort, omdat het minder dicht bij het reële van de lichamen staat.

Lefort verwijst naar de moeilijke term “Vorstellungsrepräsentanz[41], van Freud. Volgens haar staat die “Vorstellung” niet voor de definitie van een uniek fenomeen wat betreft een object, maar wel voor een veld van representatie van betekenaars. In dat veld kan de Repräsentanz van het object zichzelf inschrijven als een betekenaar en zo in verbinding komen met andere betekenaars in de ketting. Zo wordt de energie, het kwantum van affect, gebonden, en de mogelijkheid van de imaginaire of zelfs de reële terugkeer van de lichamen wordt uitgesmloten. Daar wordt de energie, het kwantum van affect, gebonden. We zullen zien hoe dit bij Nadia gebeurde door het bevrijdende en triomfantelijke kenmerk van de lepel, die een metonymisch object werd. Maar er was een voortdurende verglijding naar de terugkeer van de metafoor, en in de oraliteit kwam het subject terug in de impasse van de consumptie van het lichaam.

Laat ons dit stap per stap bekijken, en zien hoe met het hanteren van de objecten, een erkennen bewerkt wordt van het verschil tussen Nadia en Lefort.

14/12: Nadia ontspant zich gedurende enkele momenten in de armen van Lefort, om de fles (metaforisch object) te nemen; maar na een paar slokken gooit ze ze weg, ver weg, tot onder de radiator, daar gebruikt ze beide handen en voeten voor.

Ze gaat naar Lefort, ze brengt haar aandacht naar de knopen van haar witte jas. Er is een vrolijk moment waarop ze stuitert op de schoot van Lefort. Ze trekt een stukje papier (metonymisch object) uit het borstzakje  van de witte schort van Lefort, ze schudt ermee, ze scheurt het, ze raakt opgewonden, ze steekt het in haar mond, ze kijkt terwijl naar de fles onder de radiator, zelfs met het gebaar van schoppen erbij. Dan haalt ze dat stukje papier uit haar mond en ze steekt het in de mond van Lefort,  om het nog met veel meer geweld uit de mond van Lefort te trekken  en in stukken te scheuren, zonder enige angst.

15/12 : Nadia probeert een grote pop (metaforisch object) op een stoel te zetten, wanneer Lefort eraan komt en haar roept. Ze keert zich om, ze glimlacht, ze probeert opnieuw de pop daar te zetten, vooraleer ze ze aan Lefort geeft. Daarna vervangt ze die onmiddellijk door de metonymische objecten die aan het lichaam van Lefort zitten vastgeplakt : de knopen van haar schort, het stukje papier – om dan weer terugkeren naar haar lichaam zelf : ze gaat uitvoerig het gezicht van Lefort bestuderen, haar neus, haar ogen, haar haar, haar mond. Ze heeft diarree, ze is ongemakkelijk, ze zuigt op haar duim. Lefort vraagt een verpleegster om haar te verschonen.

Daarna komt ze opnieuw in de armen van Lefort, op haar schoot, en dan schreeuwt er een ander kind. Nadia wordt angstig, ze duwt haar hoofd tegen Lefort aan, ze stopt één van haar oren toe om die kreten niet te horen. We zien hier hoe, zoals Aulagnier het beschrijft, het gehoorde inbreuk wordt op een lustvolle ervaring. Lefort beschrijft een gelijkaardige inbreuk tijdens de voeding : als er geluid kwam van buiten de consultatie, werd Nadia ongemakkelijk en bang, maar ze slaagde erin om dit om te keren, door zelf geluid te maken, door te slaan met een autootje tegen de stoel, terwijl ze keek naar Lefort. Op die manier kon ze de angst uitsluiten. Het “gehoorde” had te maken met de aanwezigheid of afwezigheid van Lefort, het wachten op haar voetstappen, op haar stem in de gang.

17/12 : Nadia speelt eerst met een koekje (metaforisch object), ze schudt ermee, ze maakt er geluid mee, ze steekt het in de mond van Lefort, dan in haar eigen mond. Ze slaat er hevig mee tegen de tafel, en daarna gooit ze het in de lucht.

Vervolgens keert ze zich naar Lefort om de knopen van haar witte schort uitvoerig te inspecteren, en ze brabbelt “mama” en niet “ma-ma-ma”. Daarna slaat ze met haar hand tegen de borst.

Nu is het de beurt aan de fles (metaforisch object): ze slaat ermee, zo hard op de vloer, dat ze kraakt en dat de melk eruit spettert. De fles eindigt onder de radiator.

30/12 : Nadia ervaart veel vreugde wanneer ze haar voeten kan geven, als metonymisch lichamelijk object, zonder dat het fantasma van het verlangen om vastgeplakt te zijn aan de Ander wordt geopenbaard ; ze kijkt alternerend naar haar schoenen en naar Lefort. Iets kon geassumeerd worden zonder een verlies, in een voorbij gaan van een gat (dat moet opgestopt worden) naar een enveloppe (wat iets versluiert).

31/12: Nadia zit op de schoot van Lefort, ze gooit de koekjes en de fles, ze pakt haar bril, ze zet die op haar eigen ogen, en dan op die van Lefort, en dan gooit ze de bril buiten bereik en ze komt op de knie van Lefort.

Ze trekt aan de lippen van Lefort, terwijl ze haar eigen tong uitsteekt. Met haar vinger zoekt ze naar de tong van Lefort, en wanneer ze die vindt duwt ze ze met een blik van afschuw naar binnen, en ze sluit haar mond. Ze steekt opnieuw haar tong uit en ze probeert de tong van Lefort te vinden, ze krabt eraan met haar vingernagel en ze maakt veel bewegingen met haar mond en tong.

Op dit moment gaat het niet meer over het zoeken naar het gat van de mond, stelt Lefort, maar wel over een spel tussen haar tong en die van Nadia. Nadia duwt de tond van Lefort in haar mond, en tegelijkertijd sluit ze haar eigen mond. Wanneer ze kijkt naar die van Lefort, steekt ze haar eigen tong uit. De afschuw wordt volgens Lefort opgewekt door de metaforische ontdekking van de tong die een orale fantasie representeert. 

3/1: Nadia steekt een koekje in de mond van Lefort. Lefort bijt er een hoekje vanaf, en dan gooit Nadia het koekje weg, en met haar vingers krabt ze de stukjes koek die op de tong van Lefort zijn gebleven, weg, maar zonder de afschuw die ze de voorafgaande dagen toonde daarbij.

4/1: Nadia grijpt de pop, die ze besprenkelt met melk uit de fles. Ze trekt de hoed van de pop eraf, ze slaat zeer hard met het hoofd op de vloer, ze maakt er grote cirkels mee op de vloer, en dan gooit ze ze van haar weg. Ze slaat Lefort een keer met de pop, nadat ze haar eigen hoofd heeft geslagen met een speelgoedautootje.

Lefort ziet de pop als metaforisch object, element van de scopische fantasie die ze op 9 november had opgegeven, de kleine ander die op de knieën zit van de grote Ander, een terugkeer van het verdrongen beeld van 10 december. Nu echter stond Nadia zichzelf toe om zeer actief en agressief te zijn ten opzichte van de pop, tot op het punt dat de fantasie over destructie, achterliggend aan het geweld, haar zelfs bang maakt. Het geweld tegen de pop keert zich tegen zichzelf, ze slaat zichzelf op het hoofd en ze slaat Lefort op het hoofd. Tegelijkertijd wil ze geknuffeld en gekust worden, maar ook daardoor wordt ze ongemakkelijk.

5/1: Nadia is inderdaad bang wanneer Lefort eraan komt, en ze kalmeert wanneer ze haar schoenen en sokken omdoet – het metonymische object, dat garant staat dat ze niet zou ontbinden in het lichaam van Lefort en in de Ander. In de sessie komt er opnieuw agressie tegen de fles, maar tegelijkertijd likt ze de mouw van Lefort, alsof ze haar wil opeten, wat Lefort ook verwoordt. Nadia slaat met haar hand en ze wordt angstig. Ze is wat terughoudend in haar motorische activiteit en in haar brabbelen.

6/1 : Er verschijnt een speciale relatie ten opzichte van Lefort, met betrekking tot haar mond. Tot voor kort kon ze het orale gedrag niet bereiken, het enige wat er mogelijk was, was likken, drinken van de fles of eten van de koekjes mocht niet. Vanaf nu zal ze zover gaan dat ze haar open mond brengt tot bij die van Lefort, heel kort, kwijlend en met zuigende bewegingen.

En zo gaat het een tijdje verder; de agressie tegen de pop, de tederheid ten opzichte van Lefort, en de onmogelijkheid om dit te kunnen verdragen.

16/1 : Nadia komt in de armen van Lefort, ze klampt zich vast, ze maakt zuigende geluiden, maar er komt geen “mama”, geen klank. De ambivalentie is te groot. Ze gaat op zoek naar een soldaatje en ze zuigt op zijn geweer, terwijl ze kijkt naar de fles (fles -> geweer). De fles zelf durft ze niet aan te raken. Lefort zegt haar dat ze zuigt op dat geweer in plaats van op de fles, en Nadia laat het soldaatje vallen, ze maakt zuigende geluiden, ze pakt de boot en ze zuigt, en die gooit ze dan ook weer weg. Daarna begint ze te zuigen op de speelgoed-zeeman. (We zien hoe ze van het ene object naar het andere overgaat : het geweer, de boot, de zeeman – maar de fles zelf moet op afstand blijven.) Ze laat de zeeman ook vallen, ze komt tegen Lefort staan, en ze kijkt naar haar nadat ze op haar kin heeft gebeten, zeer dicht bij haar mond, zonder agressiviteit, met zwakke zuigende bewegingen. Ze weigert haar eigen verlies en dat van Lefort te erkennen, ze blijft zoeken naar het hebben van en het zuigen aan het object.

Waar de zeeman aanvankelijk een metonymisch object was, zegt Lefort,  zal Nadia nu door de zeeman geïnitieerd worden in de intrede in de metafoor, wanneer ze hem laat vallen en zich meteen daarna gaat vastplakken aan Lefort, en op haar zuigt en bijt. De uitweg uit de metafoor zal er slechts komen door het beeld van de totaliteit van haar lichaam in de spiegel, het metonymische object bij uitstek. Maar ook nog een hele tijd daarna bleef de ambivalentie bestaan, zo bijvoorbeeld in de sessie van 27 januari.

27/1: Nadia gaat de lepel halen, ze raapt de pop op, ze kijkt er intens naar, ze steekt een lepel in haar mond, en meteen daarna gooit ze de pop gewelddadig tegen de vloer. Ze vraagt Lefort om de pop op haar schoot te zetten, en dan neemt ze de pop weg en ze slaat haar. Daarna wil ze samen met de pop op die schoot zitten, en uiteindelijk in de wieg met de pop in de ene hand en de lepel in de andere hand. Ze gooit de pop neer en ze wordt agressief tegen de lepel, ze trappelt erop, ze gooit hem weg, ze raapt hem weer op enzovoort. Daarna steekt ze hem in de mond van Lefort. Lefort vertelt haar dat ze zichzelf wil voeden, de pop, of Lefort, maar dat ze niet verdraagt dat Lefort haar zal voeden gedurende de sessies omdat dit ondraaglijk wordt voor haar. Daarnaast slaat ze haar in het gezicht met de lepel en ze slaat met haar hand op de mond, en ze bijt in de schouder van Lefort.

  1. De spiegel

Het belang van de spiegel is vooral bekend geworden sinds de theorie over het spiegelstadium van Lacan[42], die spreekt over een “jubelende assumptie” van het spiegelbeeld, waardoor het kind kan anticiperen op de mogelijkheden van zijn lichaam. Ook andere psychoanalytische auteurs  hebben het over het belang van de spiegel, waarbij verschillende aspecten naar voor worden gebracht. 

Sami Ali[43] ziet de identificatie met het spiegelbeeld niet als het beginpunt van een evolutie, voor hem volgt dit op de identificatie met het gezicht van de ander – zoals we eerder al hebben gezien. Het spiegelbeeld is meteen ook het moment van het voltrekken van de primordiale coupure tussen binnen en buiten, zegt hij, en het kunnen voorbijgaan aan de primitieve onrustwekkende vreemdheid die verbonden is met de waarneming van de dubbel, om te komen tot het primaat van die waarneming.

Dolto[44] beschrijft hoe de scopische pulsie plots zal gaan domineren over alle andere pulsies : het beeld van een baby in de spiegel zal zich voor het infans stellen bovenop de ervaring. Dolto heeft het ook over de individuering, door de ervaring van de spiegel : het kind zal zich niet langer meer verwarren met de ander, noch met fantasmatische beelden van zichzelf, dat het een autobus zou zijn, een vliegtuig, een vogel… Vanaf nu verschijnt dit enkel nog in de voorwaardelijke wijs: “als ik een vliegtuig zou zijn”…

Daarnaast wijst Dolto net als Lacan op het belang van de aanwezigheid van een moeder of een gekende persoon; het is die persoon bij het kind, die door de herkenning het scopische beeld de betekenis geeft van een levende ervaring. Bovendien ziet het kind die persoon verdubbeld, naast zichzelf in de spiegel, en kan het daarom dat scopische beeld doorslikken als iets dat van hem is[45].

Ook Aulagnier spreekt over separatie en over de ontmoeting met de genietende blik van de ander : het kind kijkt naar iets wat identiek is aan zichzelf, en tegelijk is er een ontmoeting met een blik. Ze beschrijft hoe het kind libidinaal kan investeren in het beeld van het lichaam, en er ook een soort van meesterschap over ervaren  (cf. het jubelen waar Lacan over spreekt). Maar op het moment waarop er een beeld komt dat ik is – waarin dat verlangen kan worden gesitueerd – toont het beeld ook wat het is niet is : het lichaam als gescheiden van de moeder, verschillend van de borst, begrensd door de huid. Men is enkel dit lichaam, enkel dit geslacht.

Ze beschrijft daarnaast de twee bewegingen, voor die spiegel : het subject wendt de blik af van het spiegelbeeld[46] en kijkt naar de blik van de moeder, waarin de lust van het zien wordt weerspiegeld. Daarna kijkt het subject terug in de spiegel en zien het zijn eigen beeld als object van die lust voor diegene die kijkt. Zo wordt door die lustvolle blik van de toeschouwer iets toegevoegd aan het spiegelbeeld. Inderdaad, “the mirror privileges a moment of pleasur for the adult who is quite happy to share it with the child, gazing on the latter’s image with a more tender eye than on the real child being cared for[47], bevestigt Lefort. Op dat moment toont de volwassene zjin plezier over het spiegelbeeld, meer dan over het zien van het reële kind. 

We zullen zien hoe de verschillende aspecten zoals hierboven beschreven, terugkomen in de ervaringen van Nadia en Lefort, met de spiegel.

Nadia kende de spiegel al van vroeger ; hij bevond zich vlak boven een tafel die werd gebruikt om de baby’s te verschonen, en de verpleegster had de gewoonte om de baby’s voor de spiegel te houden en te maken dat ze naar zichzelf keken, samen met de verpleegster.

Daarnaast was er die andere spiegeling, toen Nadia keek naar het fascinerende beeld van 10 december. Dat beeld is verdrongen, zegt Lefort, wat volgt is de terugkeer van het verdrongene.

16/1 : Lefort brengt Nadia terug naar haar kamer, terwijl Nadia haar speelgoed-zeeman vasthoudt. Elke dag passeren ze langs een grote spiegel boven een open haard, met die tafel ervoor geplaatst. Nadia merkt haar reflectie op in een spiegel terwijl ze door Lefort in de armen wordt gedragen, en vandaag wil ze op de tafel voor de spiegel worden gezet. Haar gelaatsuitdrukking is bijna angstig, en uiteindelijk draait ze hevig haar hoofd weg. Enkele momenten later hoort Lefort haar huilen, en ze zit bij een wieg, zonder de zeeman.

Nadia ziet in de spiegel alleen zichzelf, zonder het beeld van Lefort – waardoor haar spiegelbeeld voor de eerste keer tot haar eigen metonymisch object maakt. (1) Het wordt een reëel verlies voor Nadia, want ze kan niet plakken op een virtueel beeld. (2) Het wordt meteen het einde van de functie van de Ander, transitief als reëel beeld, als werkelijke spiegel ; ze verliest Lefort waar die nog kon horen bij het beeld van 10 december, als plakkend op haar oog. (3) Maar Nadia huilt ook omdat ze de zeeman is verloren, die net tot een metaforisch object was geworden voor Lefort, verbonden door de blik en door de mond (toen ze erop zoog terwijl Lefort naar haar keek). Voor Lefort symbool voor het reële verlies van het object, dat niet te spiegelen is. “The scales fell from her eyes : the (sailor – other) and (me – real Other [unbarred]).[48]

De eerste ontmoeting met de spiegel heeft verschillende effecten. Nadia’s gezicht is veranderd, zegt Lefort, ze heeft eindelijk het gezicht van een kind van haar leeftijd. Er was een mogelijkheid tot separatie, Nadia had niet langer de mechanische beweging nodig om zich te separeren van een object. En wanneer ze zich nu richt tot Lefort, wordt de betekenaar voor de eerste keer verrijkt met de dimensie van het betekende.

Nadia maakt zich daarna opnieuw tot object van Lefort, door aan haar voeten te liggen, maar dit keer is het veel meer een spel, en ze staat meteen weer recht. Maar er is ook veel agressie, agressie omdat Nadia weliswaar haar eigen beeld had ontdekt, maar niet dat van de Ander. Lefort veronderstelt dat Nadia wil dat Lefort zelf ook in dezelfde positie wordt gebracht, gemarkeerd door het verlies. Er is nog steeds een verlangen om Lefort te absorberen, wanneer ze op 20 januari probeert haar kaak op te eten, en wanneer dat niet lukt komt er agressie. Nadia probeert haar vinger in het oog van Lefort te steken, alsof ze veronderstelt dat Lefort dat beeld van 10 december heeft behouden, alsof ze dat probeert te vinden of te vernietigen.

22/1 :  De verpleegster doet Nadia haar schoenen om op de kleine tafel voor de spiegel. Nadia verzekert zichzelf er eerst van dat Lefort dicht bij haar is, en dan toont ze veel interesse in haar reflectie,  en in die van Lefort, wanneer ze beweegt zodat ze zichtbaar is. Haar blik gaat van haar beeld naar dat van Lefort en van het beeld van Lefort naar haar werkelijke gezicht.

Lefort benoemt dit als de terugkeer van het verdrongene, Nadia en Lefort kwamen allebei voor in de spiegel, zonder een verlies. 

De ontdekking van het beeld van Lefort is niet voldoende om een massale terugkeer van het reële van het lichaam te verhinderen, de inclusie van de Ander, door middel van de oraliteit, wanneer Nadia in de arm of in de kin van Lefort bijt. De drift blijft verschijnen door haar pogingen om Lefort te verslinden of om een object van haar te pakken, haar bril, waarbij ze zuigt op het oor van die bril, dat verschillende keren afbreekt. De bril maakt voor Lefort een link uit tussen het orale en het scopische, gezien het scopische voor Nadia het orale aanvulde. Waar de oraliteit terug op de voorgrond komt, komt Nadia opnieuw bij de zoektocht naar de inclusie van de Ander.

Lefort probeert dit op te lossen door op 25 januari terug te keren en Nadia buiten de sessie en buiten de analytische ruimte haar maaltijd te geven, waarbij ze probeert die orale relatie te verruimen met het ritueel van maaltijden waarmee Nadia bekend is. Wanneer ze aankomt, zit Nadia huilend in haar wieg, zuigend op haar duim, tegenover het beeld van een verpleegster die een ander kind met een lepel aan het voeden is. Het is niet meer dezelfde scène als voordien, zegt Lefort; vroeger plakte het object aan haar oog, en indertijd was het een intern object, haar tong, die haar lust verschafte ; nu is het extern, ze zuigt op haar duim. Er is de realiteit dat er een Ander is dat een object geeft, voedsel, voor een kleine andere tegenhanger.

Nadia aanvaardt het voeden door Lefort, binnen het kader van de bevrediging van haar behoeften, ze toont ook dat ze het leuk vindt. Lefort gebruikt een lepel om Nadia te voeden, en wanneer ze die lepel even op het bord legt, gaat Nadia die onmiddellijk veroveren. Waar de lepel aanvankelijk de dimensie krijgt van een lichamelijk object, van uitbreiding van het lichaam van Lefort, zal hij uiteindelijk de positie krijgen van een puur betekenend object, kan de metafoor van het samen plakken van de lichamen plaats maken voor de lepel. Maar op dit moment zit hij nog in die vervangende dimensie van een lichamelijk object ; dat blijkt wanneer Nadia drie keer probeert hem te pakken, drie keer gevolgd door haar mechanische beweging.

Wanneer ze hem te pakken krijgt, is de lepel geen metaforisch object meer, het spoor van die verbinding met het lichaam van Lefort is verdwenen. Nadia kan de lepel nu gebruiken als een verlenging van haar eigen lichaam. Ze zwaait met de lepel, gaat alle objecten met die lepel aanraken, alsof hij dient om de wereld te dopen – maar tegelijkertijd verliest de wereld, in dat proces, het exces aan reële. Zo wordt de lepel de betekenaar van het tekort.

27/1 : Lefort zoekt nog steeds een uitweg uit die massale terugkeer van de oraliteit. Daarom brengt ze een bord granen en een lepel mee in het materiaal van de sessie, zodat een andere dimensie dan het pure gevoed worden kon verschijnen. Lefort verwachtte dat Nadia het graan over zichzelf en over Lefort zou smeren. Wanneer Nadia het bord opmerkt, steekt ze haar hand in het bord, en ze likt haar hand. Ze doet dat een paar keer, ze heeft ook een paar pogingen nodig om de lepel op te rapen, ze speelt met die lepel.

29/1 : Nadia gebruikt de lepel om het voedsel te benaderen, maar ook om alles in de buitenwereld te dopen. Ongewild gooit ze de fles omver, zonder geweld. Ze likt de lepel, ze likt het graan op haar hand, en dan komt een vloed van agressie tegen alles wat met voedsel te maken heeft : ze brabbelt furieus, ze slaat met de lepel op de koekjes, de vloer, de muur, de wieg, ze haalt het kopje uit de ark en ze zuigt er agressief op.

Lefort verwoordt wat er gebeurt : dat Nadia graag zou willen dat ze door Lefort wordt gevoed, maar dat verlangen brengt altijd agressie, omdat het voeden vroeger ontgoocheling bracht, want de verpleegster was niet de persoon door wie ze gevoed wilde worden. Dat Nadia daarom niet wilde eten, maar dat ze het wel moest doen. Ondertussen brengt Nadia dat hele scenario in act, terwijl Lefort spreekt.

30/1 : Nadia komt op de schoot van Lefort zitten, met de lepel. Ze geeft Lefort de lepel, ze toont het bordje met graan en ze wacht. Lefort vult de lepel en ze houdt haar hand met de lepel naast haar over de wieg. Ze zegt Nadia dat ze ermee kan doen wat ze wil. Nadia straalt: ze neemt de lepel, ze likt eraan en ze vindt het goed. Ze houdt de lepel naar Lefort, zodat die er ook aan kan likken. Lefort zegt het goed is om je te vullen met goede en mooie dingen, dicht bij iemand waarvan de aanwezigheid maakt dat je je daar goed over voelt. Dat Nadia dit niet had gehad, dat ze verplicht werd om voedsel te eten waardoor ze afschuw voelde voor iedereen. Nadia luistert aandachtig, ze vraagt drie keer om de lepel op te rapen en te vullen, de eerste twee keer duwt ze de lepel uit de hand van Lefort, de derde keer neemt ze hem en ze likt eraan. Ze zit op de knieën van Lefort, ze drukt haar kaak tegen die van Lefort, en dan probeert ze de lepel te brengen tussen de opening van haar schort, en ze likt de kin van Lefort. Lefort zegt dat ze zoek is naar voedsel dat van haar komt, zodat ze haar kan incorporeren, en omgekeerd. Nadia probeert terug te gaan naar de zoektocht van de prespeculaire fase, de zoektocht naar het object op haar lichaam. Maar dit keer doet ze dat niet meer via haar hoofd dat ze onder de witte jas steekt, ze doet het via de lepel, en het zal ook de laatste keer zijn dat ze probeert de borst te gaan zoeken.

Vanaf nu wordt de lepel gebruikt om te bedekken wat in de prespeculaire fase te maken had met topologie van de oppervlakte van de lichamen. Ze gebruikt de lepel om het graan uit te spreiden, over de vloer, over Lefort, wanneer ze een lepel graan over haar kaken en haar haar uitschudt.

31/1 : Die dag heeft Nadia twee lepels met zich meegenomen. Ze zuigt op het einde van de neus van Lefort, ze knabbelt er een beetje op en ze kwijlt, alsof ze haar wil absorberen. Lefort zegt haar dat en ze zegt dat ze zich ook realiseert dat dat niet kan, omdat ze elk een eigen lichaam hebben. Ze zegt erbij dat Nadia niet tevreden is met het kopje en het bord, omdat dat voedsel niet Lefort is, maar dat ze nog steeds elke dag samen met Lefort kan ontdekken dat het graan er is en dat het goed is om zichzelf daarmee te vullen. Terwijl Lefort dat doet gaat Nadia naar de ark, ze steekt het kleine bordje er terug in en ze staat voor het bord met graan. Ze steekt een lepel in het bord, ze likt eraan, ze doet het nog eens en ze beslist dat het zeer goed is, ze keek naar Lefort, brabbelend, haar lippen likkend. En ze gebruikt de lepel om meer dan de helft van het graan te eten. Zo geeft ze het graan de rol van metafoor van het lichaam van Lefort, in tegenstelling tot het werkelijke lichaam.

Daarna wil ze met het graan over de vloer gaan spetteren, en ze verspreidt de druppels met haar hand. Ze komt in de armen van Lefort, vol vreugde, ze wrijft haar kaak tegen die van Lefort, en Lefort is even besmeurd als Nadia zelf. Het uitspreiden is verschillend van de vorige keer, omdat ze Lefort niet langer representeert als een object op haar huid door een object van haar lichaam. Nu speelt de lepel de rol van bemiddelaar, representatief voor hun beider lichamen, vandaar ook dat ze die heeft verdubbeld in het begin van de sessie. Deze metonymische objecten maken het mogelijk om elkaar te bedekken met graan.

Na die sessie gaan ze naar de kamer, ze loopt naar de tafel tegenover de spiegel, ze wil op die tafel, ze kijkt naar het beeld van Lefort in de spiegel, waarbij ze haar eigen beeld niet ziet, en haar glimlach verdwijnt. Is het omdat de spiegel haar het verlies van Lefort openbaart, het verlies bij het zien van de reflectie, zonder dat ze zichzelf ziet? De metafoor – actief in het samen plakken van de kaken – maakt dan plaats voor het metonymische beeld van het lichaam. Net zoals die ervaring van de eerste spiegel zou de ervaring hier ook beslissend zijn.

1/2 : De sessie begint op de schoot van Lefort, Nadia kijkt intens naar haar gezicht, ze brabbelt mama – het scopische wordt gekoppeld met de betekenaar. Ze neemt de bril van Lefort, geeft hem terug, neemt hem opnieuw, gooit hem weg, en wat later raakt ze aarzelend één van de ogen van Lefort aan – terugkeer naar het scopische object waarvan Lefort drager zou zijn. Nadia knuffelt Lefort, ze brengt haar mond naar de schouder van Lefort terwijl ze kwijlt – waarmee ze een synthese bewerkt van knabbelen en smeren. Lefort vertelt haar dat ze gescheiden personen zijn. Nadia brengt haar lepel in het bordje granen, smeert graan over haar gelaat, maakt een spoor van graan over de rand van het bord heen. Daarna gaat ze terug naar Lefort, raakt haar ogen aan, zoekt naar haar bril.

Lefort interpreteert dit als een tonen, het tonen van de persistente relatie tussen het beeld op de ogen van Lefort, en het graan waarmee ze zichzelf besmeurd, als vervangend equivalent. Het orale object is dan slechts een oppervlakte-object.

Daarna knuffelt ze Lefort, brengt haar besmeurde kaak tegen die van Lefort, en haar mond bij de schouder van Lefort, terwijl ze kwijlt – hier gaat het om meer dan een relatie aan de oppervlakte, haar mond neemt actief deel, in een synthese van knabbelen en smeren. Maar die structuur wordt geprojecteerd op de ruimte, wanneer Nadia de muur exploreert en naar buiten kijkt, door het raam – wat een derde dimensie binnenbrengt, niet alleen in de ruimte, maar ook in haar lichaam[49]. Voor de eerste keer wordt iets geïntroduceerd voorbij de oppervlakte, een derde dimensie die het binnen en buiten creëert, van de kamer en van haar lichaam.

Daarna vraagt ze opnieuw om voor de spiegel te staan. Ze kijkt naar zichzelf, ze kijkt naar de reflectie van Lefort, en dan draait ze zich om en ze kijkt naar Lefort zelf. Ze keert zich opnieuw naar haar beeld, ze trappelt en ze raakt het aan. Ze schudt aan de spiegel, ze raakt de reflectie van Lefort aan, en ze keert zich om om in haar armen te zijn. Het aanraken gaat hier over het spiegelbeeld dat een oppervlakte is, daar waar die oppervlakte vroeger te maken had met de ogen van Lefort. Het is alsof ze zich wil verzekeren van de aanwezigheid van Lefort, en ze werpt een vlugge blik in de spiegel om dat andere beeld te zien.

Lefort merkt op dat Nadia ondertussen het gat van het raam heeft ontdekt in de ruimte waar ze samen aanwezig zijn. Op de plaats van de spiegel echter komt het gat overeen met de oppervlakte van de spiegel, het gat verliest zijn reële karakter. Daarom schudt ze eraan, denkt Lefort, alsof ze het verdwijnen van het gat en het verschijnen van haar beeld wil testen, met de metonymische functie ervan. Daarna raakt ze de reflectie van Lefort aan, zeer voorzichtig, vanuit de angst dat ze zou beroofd worden van de reële persoon.

Daarna gaat ze het hele gebouw exploreren, alle objecten nieuwsgierig aanraken, wat Lefort interpreteert als een zoeken naar het terugvinden van de consistentie van objecten. Wellicht daarom ook vraagt ze opnieuw om voor de spiegel te staan, bij het terugkeren, om hetzelfde te doen voordien – alsof het beeld enkel kan blijven bestaan tegen de consistentie van de buitenwereld. Ze kan dit vrij ontspannen doen, ze lijkt zich dit keer zeer sterk bewust van het feit dat er twee personen zijn.

2/2 : Nadia trekt de bril van Lefort haar gezicht, ze raakt aarzelend haar ogen aan. Ze knuffelt haar nek, ze slaat en zuigt op haar kin. Dan gaat ze zitten voor het bordje tapioca, ze likt haar lepel, ze vraagt Lefort om de lepel te likken, en dan besmeurt ze zichzelf met tapioca, en wat later wrijft ze haar besmeurde gelaat tegen het gezicht van Lefort. Opnieuw een overgang tussen de oppervlakte van de ogen die aarzelend worden aangeraakt en de oppervlakte van de huid, samengebracht tijdens het smeren. Voor de eerste keer richt ze zich tot Lefort met een “mama” en niet met een ma-mama-mama. Op een gelijkaardige manier gaat ze in de ruimte de muur exploreren, het gat van het venster en ze kijkt als betoverd naar buiten.

3/2 : Nadia huilt omdat Lefort onverhoeds twee keer kort de kamer moet verlaten wanneer ze haar gaat ophalen. Ze kalmeert wanneer ze terug komt, maar wanneer ze langs de spiegel komen keert ze er zich van af. Nadia heeft teveel verloren toen Lefort afwezig was; ze kon het niet nog eens verliezen voor de spiegel. Ze eet de pudding op met haar beide handen, er was geen aflossing van het metaforische object door de lepel ; daarna besmeurt ze haar gezicht, en zo komt ze op de schoot van Lefort. Haar ontreddering werd tot geweld tegenover het object dat Lefort representeerde, tegenover de fles.

Later exploreert ze de muur van de kamer, de verdieping en de dingen die daar staan, opnieuw om de consistentie te voelen van alle objecten. Maar steeds wanneer ze een object aanraakt kijkt ze naar Lefort.

Ze keren terug via de spiegel, Nadia blijft in de armen van Lefort en ze kijkt naar hen allebei, ze duwt op haar nek, ze legt haar kaak tegen die van Lefort, en ze volgt de hele scène in de spiegel. Nu kan ze tenvolle die reflectie aanvaarden, met de ervaring van de druk van de kaken tegen elkaar.

Gedurende de volgende vijf sessies domineert de terugkeer naar de lepel en de metonymische functie ervan, hoewel die gemakkelijk kon worden overgaan naar een metaforische representatie – zo bij voorbeeld wanneer Nadia de lepel in de ark probeert te vervangen door de pop. Daarna gaat ze naar de fles, die ze kort bij haar lippen brengt voor ze ze neergooit. In die sessies gaat ze ook regelmatig door het venster kijken, naar de buitenwereld.

Op 4/2 zal ze voor de laatste keer de bril van Lefort haar gezicht trekken, en voor de laatste keer haar ogen aanraken. De bril verandert van status, en wordt een betekenaar die Lefort representeert. Dat blijkt wanneer Nadia de bril naast de lepel legt in de ark. Zo creëert Nadia voor zichzelf een gesloten, driedimensionele ruimte, met een bodem die ze ook kan voelen, eenzelfde ruimtelijke dimensie als de kamer, die ze verrukt gaat exploreren.

9/2 : Nadia is boos ; ze heeft Lefort horen spreken tegen een ander kind, dat ook door haar wordt behandeld. Het geweld van de sessie is tegen Lefort gericht, ze was door Lefort terug geboren, en nu moest ze weer emoties ervaren en lijden.

De jaloersheid kan niet worden gelijkgesteld met de situatie in de periode van de invidia, zegt Lefort. De invidia manifesteerde zich enkel binnen de relatie tot Lefort, in haar aanwezigheid, niet daarbuiten ; dat werd bevestigd door de verpleegsters. In dit eerste beeld was er dus een unieke Ander, die niet inwisselbaar was, in het reële, en een ander, wie dan ook, wel inwisselbaar. Als die ander te dicht kwam bij de Ander, of de aandacht trok, kwam die typische beginsituatie waarin Nadia zich liet vallen.

In het geval van de jaloezie is de Ander niet meer uniek, moest Lefort ook niet meer in de realiteit aanwezig zijn. Dat betekent niet dat Lefort één van de velen op rij was, want dat zou een terugkeer naar de beginsituatie hebben uitgemaakt. Immers, hier was een relatie mogelijk, omdat de Ander een betekenende dimensie had verworven, en een verbinding toeliet met andere betekenaars – zoals de bril en haar lepel. De Ander had zijn exclusief reële dimensie verloren, maar de mogelijkheid gekregen om door andere volwassenen gerepresenteerd te worden.

De ander daarentegen bleef een object dat teveel deel uitmaakte van het reële, en daarom de agressiviteit en de destructie bij Nadia uitlokte. Dat was al zo op 19/1, toen ze twee kinderen bleef slaan, of later, toen ze de pop sloeg. Dit scenario zou geen spiegelbeeld verwerven, ze zou niet in de spiegel kijken wanneer ze het deed ; dus bleef het een niet-spiegelbaar kenmerk dat op het statuut van object a werd geplaatst. Immers, vanaf het begin had de kleine ander de rol gekregen van object a voor de Ander.

Jaloezie is de vraag die het subject stelt aan de ander, over wat het subject zelf is voor de Ander. In de invidia ging de vraag over het object van de Ander.

Op de terugweg na de sessie vraagt Nadia te stoppen voor de spiegel. Ze houdt haar kaak tegen de mond van Lefort, en kijkt duidelijk naar de spiegel terwijl Lefort haar kust. Daarna draait ze haar hoofd en brengt ze haar mond tegen de kaak van Lefort, en ze imiteert de kus, met veel emotie. Na het uitdrukken van de jaloezie, in het begin van de sessie, lijkt Nadia hier te bevragen of ze het (oraal) object is van Lefort.

10/2 : Op suggestie van Lefort steekt Nadia haar de ark toe, om er wat tapioca in te doen, maar meteen daarna leegt ze de inhoud van de ark op de vloer.

Ze vindt een transparante bal, gevuld met water waarin eendjes drijven, en ze probeert tevergeefs een daarvan te pakken. Maar net zoals haar reflectie in de spiegel waren haar eenden buiten bereik.

Daarna gaat ze voelen aan de muur, en aan het vlak van het raam, aan wat haar scheidt van de buitenwereld. De consultatieruimte werd de bal, ze plaatst zich zowel buiten de bal als binnen een container, samen met Lefort, net zoals ze dat daarnet hen beiden metonymisch in de ark had geplaatst.

Op de terugweg, voor de spiegel, begint Nadia het spel van het kussen van de dag daarvoor, en ze klopt opgewonden, maar niet agressief, op de spiegel. Het lijkt meer een soort voelen, aan een oppervlakte die ook met ruimte te maken had.

Terwijl ze in de spiegel kijkt, merkt ze een verpleegster op die ze kent. Ze draait zich met veel interesse om om de verpleegster in de realiteit te zien. Ze lacht met haar ontdekking, slaat haar armen rond de nek van Lefort, en brengt haar kaak dicht bij die van Lefort.

Het was hier, zegt Lefort, dat de wereld van de beelden werkelijk een basis kreeg, specifiek door het beeld van de Ander (van Lefort), die door het spiegelen, door het uitwissen van het reële, zijn unieke karakter verloor. Waar ze tot nog toe het verlies, bij de ontmoeting met die derde term in de spiegel, kon compenseren door de toevlucht naar het reële van het lichaam, maar in dit geval kon ze zich niet plakken aan het lichaam van de Ander.

12/2 : Op de terugweg speelt Nadia verstoppertje met een stagiaire : ze steekt haar armen naar haar uit, maar als de stagiaire haar probeert te pakken, zoekt ze toevlucht bij Lefort. In de spiegel wordt ze geconfronteerd met het beeld van hun drieën, en het spel stopt meteen, ze plakt zichzelf aan Lefort.

13/2 : Op de terugweg zoekt Nadia naar de spiegel, ze leidt Lefort naar de spiegel. Er is opnieuw het kussen en het kijken in de spiegel terwijl wordt gekust, Nadia schudt ook aan de spiegel, en dan ziet ze de stagiaire, en ze klampt zich vast aan de nek van Lefort wanneer de stagiaire haar armen uitstrekt. Lefort vertrekt en na enige minuten komt ze terug, en ze ziet Nadia stralend, aan de hand van de stagiaire. Nadia klampt zich vast aan Lefort, knuffelt, likt, kust haar, begraaft haar hoofd in haar schouder. Lefort vertelt haar dat ze terug naar de stagiaire moet, ze leunt naar haar toe maar ze kijkt triest wanneer Lefort vertrekt.

Nadia aanvaardt om naar de stagiaire te gaan, zegt Lefort, wanneer haar wordt gezegd dat ze de Ander die de stagiaire was, kon aanvaarden. Ze zal actief zoeken om haar te aanvaarden, door te lopen door te kamer, terwijl ze de stagiaire vasthoudt.

15/2: Wanneer Nadia voor de spiegel staat, ziet ze Lefort, zichzelf en de stagiaire. Ze lacht met dit nieuwe beeld, en ze keert zich snel om om te lachen naar de reële persoon. De stagiaire strekt haar armen naar haar uit, maar Nadia zal zich lachend aan Lefort vastklampen. Lange tijd kijkt ze naar het beeld van Lefort en van de stagiaire in de spiegel, en dan komt ze Lefort een kus geven, zonder zuigende bewegingen. Ze kan het beeld van de stagiaire ondertussen al wat beter aanvaarden, en net zoals in het begin vergelijkt ze het met het reële lichaam. Maar waar het reële lichaam van Lefort een toevlucht was, lokt het reële van de stagiaire een weigering uit, men zou kunnen zeggen dat ze hier kiest voor het beeld. Het was alsof, wat betreft de dimensie van het reële van de Ander, slechts een aanwezig mocht zijn; de aanwezigheid van een andere Ander moest worden voorbijgegaan via het beeld. Dit werd opgelost door de laatste dimensie van de betekenaar.

Lefort gaat diezelfde avond terug, omdat ze Nadia had horen huilen en ze vermoedde dat ze haar ook had horen spreken. Nadia ziet haar en strekt haar armen uit, Lefort pakt haar vast en het huilen stopt onmiddellijk. In de spiegel vraagt Nadia om gekust te worden, en kust ze zelf ook Lefort, en ze kijkt naar hun reflectie, alsof om zichzelf te troosten.

Eens weg van de spiegel buigt Nadia zich om een lepel te nemen, en ze steekt die in de mond van Lefort – de lepel is niet enkel meer van haar, maar ook van Lefort. Meer nog, ze neemt een tweede lepel, een voor haar en een voor Lefort. Maar voor ze dat doet gebruikt ze haar hand om iets te nemen van het voedsel dat op het bord was blijven liggen. Op die manier bleek duidelijk een separatie tussen voedsel en lepel. Ze komt met de beide lepels in de armen van Lefort, en zegt “cuillère”, en ze kijkt trots naar Lefort. Vanaf nu viel de lepel uit de rol van betekenaar, die verwees naar de primordiale betekenaar van de Ander; hij was gewoon een object met gebruikswaarde geworden. Ze zal hem ook effectief gebruiken om te eten.

16/2: Nadia wil voor de spiegel gaan staan. Ze kijkt naar hun reflectie, ze leunt haar hoofd tegen de kaak van Lefort, en tegen haar mond. Lefort kust haar, ze lacht tegen haar beeld in de spiegel, ze keert zich om om Lefort te kussen, nadat ze haar armen rond haar nek heeft gelegd. De derde term is niet langer een probleem; ze gaat akkoord om in de armen van de verpleegsters te gaan, wanneer Lefort vertrekt.

Lefort beschrijft hoe Nadia heel sterk verandert in de daaropvolgende twee weken, wat betreft haar relatie met de objecten in de buitenwereld, haar nieuwsgierigheid daarvoor. Er komt beter contact met andere volwassenen, en er is duidelijk jaloezie ten opzichte van de andere kinderen.

  1. Het lichaam, met een gat

 

  • Het potje, aflossing van dat andere orale gat

In de periode waarin Nadia nog ten volle in de ambivalentie zit rond de oraliteit en de relatie met betrekking tot haar mond en tot Lefort, ontdekt ze ook een ander object dat verbonden is met de oppervlakte van het lichaam, wanneer het potje een nieuw element van interesse wordt. Sowieso was het potje in de instelling verschillende keren per dag een collectieve ceremonie, dus kende Nadia het al.

9/1: Nadia gaat naar het potje, maar ze komt terug om iets op te rapen en ze zet zich op afstand van het potje, en op handen en voeten gaat ze in het potje kijken. Daarna gaat ze het potlood ophalen om in het potje te roeren en ze duikt er gedurende een lange tijd in, verschillende keren na elkaar.

Lefort beschouwt de interesse voor het potje als een aflossing van de interesse voor het orale gat in de oppervlakte van haar lichaam en in functie van het stoppen van een anale opening. Vlak daarvoor was er een scène geweest waarbij Nadia haar open mond vlakbij de mond van Lefort bracht, weelderig kwijlend en zuigende bewegingen makend. Het leek alsof ze op die manier het orale gat kon stoppen, zodat er geen verlangen om elkaar te verslinden meer zou zijn in de relatie tussen Lefort en zijzelf. Lefort had dit ook verwoord, toen Nadia aan het likken was, waarop Nadia reageerde door met haar hand te slaan, en angstig te kijken.

Nadia behandelt het potje als iets wat plakt aan zichzelf, als een deel van haar huid. Lefort beklemtoont de volgorde van de actie: het potje is eerst object van de blik, daarna zal ze met het potlood het potje voelen, en dan pas zal ze erin duiken, alsof dat gat in het potje, als een opening van haar lichaam, moet worden gestopt met een object dat ze van het lichaam van Lefort had genomen. Lefort vermoedt een analogie met de thermometer, gezien de koorts van de kinderen twee keer per dag werd gemeten.

13/1: Nadia is zeer agressief, vooral nadat ze het potje heeft geslagen met de auto. Daarna durft ze niet meer dicht bij het potje te gaan. Ze toont ook aanzienlijk veel geweld ten opzichte van de mond van Lefort, ze slaat ook met de auto tegen die mond, en tenslotte slaat ze ook zichzelf vooraleer ze de auto weggooit.

14/1: Nadia gooit nog steeds met de koekjes, maar veel minder agressief. Ze passeert langs de fles en ze probeert errond te gaan, zonder die aan te raken. Er is het gewone spel met de bril van Lefort, daarna gaat ze een koekje oprapen op de grond en ze gaat op het potje. Nadat ze een paar keer rond het potje is gegaan, slaat ze het op de rand met dat koekje, en ook binnenin. Dan gaat ze terug naar Lefort en ze wil dat die een hoekje van dat koekje opeet, en dat haalt ze dan weer uit de mond van Lefort. Daarna gooit ze het koekje neer.

Lefort beschouwt hier opnieuw een analogie tussen het potje en de mond, gezien Nadia met het koekje en het potje doet wat ze ook met het koekje en de mond van Lefort doet. Lefort verwoordt alles wat er gebeurt.

Daarna is ze gespannen en agressief; ze wil op het potje gaan, maar ze blijft errond draaien, en dan gaat ze ervan weg. Ze gaat naar de pop (metaforisch object), ze behandelt ze slecht, en dan neemt ze een stukje papier van Lefort (metonymisch subject) en ze gooit het over haar hoofd. Op het einde van de sessie weet ze niet meer wat ze wil doen, in de armen komen van Lefort, of wegraken van Lefort.

  • Inhoud-container

In diezelfde periode ontdekt Nadia een soort van ark in de consultatieruimte, waar ze dingen kan uithalen en terug erin steken.

17/1: Nadia ontdekt een klein kopje uit het theeservies van de pop, ze gooit zit neer, raapt terug op, en ze onderzoekt het. Lefort vertelt haar dat ze daaruit kan drinken; Nadia steekt het kopje in haar mond en ze zuigt erop, maar ze kijkt naar de fles en ze gooit het kopje weg. Ze probeert de fles omver te gooien, maar ze durft ze nog steeds niet aan te raken, ze moet het met ander speelgoed doen. En dan is er opnieuw neergooien en oprapen van het kopje, tot ze het op de vloer gooit, de fles voor de eerste keer opraapt, ze slaat met het kopje op de fles, en ze zegt “a-pa, a-pa” zegt.

18/1: Nadia gaat op zoek naar speelgoed, in de ark vindt ze een klein bordje van dat koffieservies. Lefort zegt haar dat het een bord is. Ze moet wat moeite doen om het uit de ark te krijgen, ze zuigt erop, ze gooit het neer, en dan weer het heen en weer gaan naar Lefort, zoals met het kopje. En dan komt er gevarieerd en gearticuleerd brabbelen: “a-pa, a-pon, a-té, a-ca”.

30/1: Nadia is opgetogen wanneer ze naar de consultatie komt. Ze haalt het speelgoed uit de ark, en ze kan het bord en het kopje pakken. Ze toont enkel geweld tegenover dingen die met voedsel en met de pop te maken hebben; in de voorafgaande sessies had ze niet systematisch alles van de inhoud van de ark rond zich gegooid, en was ze in staat geweest om de objecten die ze eruit haalde er terug in te leggen. Zelfs de bril van Lefort werd erin gelegd.

Tot nog toe lijkt het alsof Nadia vooral aandacht heeft voor de voorwerpen die ze vindt in de ark, die hen plaatsvinden als metaforisch of metonymisch object, zoals eerder gezien. Het is pas wanneer Nadia na de vierde spiegel de ruimte kan exploreren, wanneer ze ook voor de eerste keer die derde dimensie ontdekt, met een binnenkant en een buitenkant, van de kamer, van haar lichaam, dat ze ook interesse toont voor de ark zelf.

6/2:  Wanneer de ark leeg is heft Nadia hem op met een hand, en ze voelt of hij werkelijk leeg is. Ze zoekt naar de bril van Lefort, ze zoekt naar de lepel die ze in de ark heeft gelegd, ze haalt die eruit, ze voelt de lege onderkant, en dan stopt ze de twee objecten er terug in. Zo creëert ze een ruimte waarin ze zichzelf constitueert, een gesloten driedimensionele ruimte, met een bodem die ze voor zichzelf verzekert door eraan te voelen. Die ruimtelijke dimensie was ook de dimensie van de ruimte waarin ze zich allebei bevonden, die Nadia dan verrukt ging exploreren.

9/2: Nadia had een ervaring van ruimte in de sessie, toen ze een transparante bal had gevonden, half gevuld met water en eendjes, in de ark. Ze explodeerde de oppervlakte van de bal, en ze probeerde een van de eendjes te pakken te krijgen. Ook nu weer zette de ervaring met de ruimte haar er toe aan om de kamer te exploreren, ze gaat de muur voelen kan het vlak van het raam. De consultatieruimte wordt de bal, en ze plaatst zichzelf in haar spel zowel daarbuiten, met betrekking tot de bal, maar ook daarbinnen, met mij, in verhouding tot de kamer, net zoals ze ons metonymisch in de ark had gelegd.

15/2: Nadia ontdekt in de ark een klein Russisch doosje; ze steekt haar wijsvinger erin en ze zegt “ca-ca-ca”, daarna steekt ze haar tong erin en ze steekt het kleine doosje in de mond van Lefort. Zo geeft ze voor de eerste keer de structuur aan van het lichaam, als een container met een gat van mond tot anus.

De eerste van de containers was de ark, waarin ze de metonymische objecten had gelegd. Ze wilde nu van het Russisch doosje ook een container maken, ze probeerde de bril van Lefort erin te stoppen, maar dat lukte niet. Daarom ging ze terug naar de ark.

  • Het potje (bis)

1/3 : Lefort neemt Nadia mee naar een nieuwe consultatieruimte waar ze al een paar keer naartoe zijn geweest. Nadia loopt naar de deur en ze brabbelt “ca-ca-ca” en “po-po-po”. Lefort weet dat ze ondertussen twee keer per dag zonder veel problemen op het potje wordt gezet, en zegt tegen Nadia dat ze misschien wil dat ze samen een potje gaan zoeken. Ze vinden een potje en zetten het vlakbij de wieg.

Nadia is opgetogen, ze voelt aan het potje, ze raapt het op en zet het weer terug, en Lefort zegt haar dat ze gelukkig is omdat ze potje voor zichzelf heeft en ze mag doen wat ze wil, zonder dat Lefort iets van haar vraagt. Nadia steekt haar hand in het potje, ze voelt aan de randen, ze neemt de bril van Lefort en ze steekt die in het potje, en ze gaat triomfantelijk met pot en bril naar de gang, van kamer tot kamer, net zoals ze dat aanvankelijk heeft gedaan met haar lepel. Daarna komt ze in de armen van Lefort, en ze wil voor de spiegel worden gezet, met het potje in haar beide handen.

Lefort merkt op dat het voor Nadia werkelijk een ontdekking leek te zijn geweest, dat die container die het potje wat een rand en een binnenkant had, alsof het tot nog toe niet echt een werkelijk bestaan had gehad, het enkel een deel van haar lichaam was geweest, naar analogie van de borst, de kurk voor de opening van haar mond. Het potje had haar anale opening gekurkt en maakte deel uit van haar huid. Door de spiegel kon ze dit object een vergunning gegeven om te bestaan, waarbij Nadia ook een andere opening geeft aan haar lichaam. Zoals hij dat had gedaan voor haar lichaam, creëerde de spiegel voor het potje een binnen, een buiten, een rand, en een bodem, en een tekort, wat gesymboliseerd werd door de sleutel van een kast die ze later in het potje zou leggen.

Lefort merkt op dat Nadia, in de periode van begin maart tot eind april, als het ware aan het wachten was, aan het wachten op de overgang van de vraag van haar ten opzichte van Lefort, slechts naar een vuig van Lefort ten opzichte van Nadia. Een overgang ook van de oraliteit naar de analiteit.

Die verbinding kan er slechts komen wanneer het kleine subject een gevoel heeft van zijn lichaam als een lichaam met een binnen en een buiten, waarbij die onderste opening in het lichaam ingeschreven is in het veld van de Ander – een gat dat gaat van mond naar anus. Het subject moet zijn lichaam ook ervaren als autonoom op motorisch vlak. [50] Ondertussen had het voedsel een veel lichtere dimensie gekregen, zodat het de dimensie van spel kon krijgen, met het voedsel als een metonymisch object tussen Lefort en Nadia. Toch blijft het gebeuren dat Nadia op zoek gaat naar een object als metafoor voor het lichaam. Lefort grenst dat af door haar interpretaties, bijvoorbeeld wanneer ze zegt dat Nadia zich verlaten voelt door Lefort (gezien er een aantal dagen geen sessie is kunnen doorgaan), dat ze haar daarom niet wil vragen om te eten. Nadia begreep dit, want meteen daarop vraagt ze om gevoed te worden, of probeert ze Lefort te voeden. Er komt nog een regressie wanneer ze terug de fles vraagt aan Lefort, verschillende keren. Maar de fles heeft niet langer meer de waarde van een lichamelijk object, want andere objecten hebben het overgenomen: haar vingers, een van de vingers van Lefort. De fles geeft haar nog het plezier van het zuigen, maar mist het metaforische effect. In die zin is enkel nog een container van melk geworden. Ze wil ook zuigen aan de vinger van Lefort, waarop Lefort interpreteert dat het enkel een vinger is, niet haar moeder. Nadia aanvaardt die grens, die interpretatie niet, maar Lefort blijft het herhalen. Lefort ziet het als een soort van ontkenning van de castratie, wat werd kortgesloten door de interpretatie van de eigen grens en het eigen tekort van Lefort, de weigering om terug te keren tot de metafoor.

Begin april gaat Nadia, door het falen om haar tekort te vullen door middel van een metaforisch lichaam-object, zich interesseren voor de anale pool van haar lichaam. In de periode van maart was het potje aanwezig in de sessie, maar er was een soort van inhibitie in het bevragen van de metaforische objecten die klassiek worden verbonden met de anale pool: het potje, het zand, de doosjes.

17/3: Nadia zuigt op een kleine trein, en ze kijkt naar het bord. Lefort interpreteert haar inhibitie : Nadia gelooft dat Lefort haar voedsel heeft teruggetrokken omdat ze haar de laatste twee keer niet heeft meegenomen naar de sessie. Daarna opent Nadia haar mond, eerst eet ze van de lepel van Lefort, daarna met haar hand, en dan terug met de lepel.

Aanvankelijk negeert ze het potje, dan stopt ze ervoor en ze laten duidelijk hoorbaar een paar keer een scheet, en ze vertrekt opnieuw. Daarna hurkt ze op enige afstand van het potje, maar niet erop. Lefort vertelt haar dat ze verlangt  om haar een cadeautje te geven,  maar  dat ze die dag niet gelukkig is met Lefort . En dat het enkel lukt om een cadeautje te geven wanneer men zeker is dat het van zichzelf is, dat het spel met het potje voor haar een verzekering was dat Lefort die eigendom voor haar erkende, en haar onafhankelijkheid. Haar stemming verbetert in elk geval wanneer ze teruggaat naar haar kamer.

De volgende dagen doen zich gelijkaardige scenario’s voor. Op 29/3 komt er een duidelijke verbinding tussen de fles (die ze omver werpt) en het potje (waar ze agressief tegen is, onmiddellijk daarna). Nadia ontdekt dezelfde problemen als indertijd met het voedsel, nu ze wordt geconfronteerd met het potje. Alles wat bewerkt werd in de analyse in verband met de fles, werd terug gereactiveerd in verband met het potje. Lefort veronderstelt dat Nadia, steeds wanneer ze botst op een object dat belangrijk is een relatie tot de wereld, met dezelfde ambivalentie wordt geconfronteerd, ook in relatie tot de Ander.

In april was Nadia zeer geïnteresseerd in dozen, niet alleen omwille van de drie dimensies ervan (binnen, buiten, in de bodem of de zijkant), maar ook omwille van het bezinken van objecten dat zou mogelijk werd, waarbij er containers konden worden gemaakt met een inhoud, en waarbij de inhoud van de ene doos naar de andere kon worden overgebracht.

6/4: Nadia ontdekt een koekjesdoos, ze keert die om, ze voelt met zeer veel interesse de bodem. Ze legt er een rubberen vogel in, ze probeert het papier op de bodem uit de doos te krijgen, ze speelt ermee, ze schudt ermee, ze legt een object in het papier en ze neemt het er weer uit.

8/4: Nadia merkt op dat Lefort haar koekje en haar suiker in een doos doet, en ze gaat een kleine schaal in haar wieg leggen. Ze probeert twee kleine houten dieren uit de schaal te krijgen, ze legt ze terug, en dat herhaalt ze. Ze speelt lange tijd met de inhoud van twee geneste doosjes.

9/4: Nadia ontdekt de koekjes in de doos op de vloer, ze haalt ze uit de doos en ze legt ze er terug in. Lefort merkt op dat haar luier vuil is, en ze vertelt haar dat ze een andere luier zal halen en terugkomen. Dat was de dag ervoor ook al gebeurd, voor de eerste keer, en ze was zeer gelukkig.

Het is niet de eerste keer dat Nadia haar luier bevuilt tijdens de sessie, maar het was voordien uitgesloten dat Lefort zich daarmee zou bezighouden vanuit haar plaats als Ander, omdat die ontlasting er net over ging dat er iets moest uitgesloten worden uit het reële. Nu ging het om een andere context; het ging niet om een deel van haar lichaam, wel om een kwestie van een container en een inhoud die kon ingewisseld worden. Het ging om de binnenkant van het lichaam als container, die niet kan vernietigd worden door het verlies van de inhoud. Lefort kon zo de Ander worden van het anale object. Nadia wil in het begin dat Lefort haar luier verschoonde na ontlasting, later na het urineren, en uiteindelijk zal ze op 19 april zelfs vragen om een schone luier, “voor niets”, voor het plezier ervan.

Tijdens die sessie van 9 april brengt Nadia dit verschonen ook op het orale niveau, wanneer ze een stukje suiker probeert uit te pakken, en ze zegt daarbij ook “caca”. Daarvoor had ze erop gezogen, en had ze ook Lefort gevraagd om erop te zuigen. Uiteindelijk legt ze een stukje suiker in het potje. Het orale object was het anale object geworden, zonder de vroegere aard ervan te verliezen. Op die manier werd een verbinding gemaakt tussen die twee openingen van het gat van haar lichaam, de mond en de anus. Het uitpakken van de suiker staat voor het ontsluieren van het gat, terwijl het verschonen staat voor het ontsluieren maar ook blokkeren van dat gat door de luier.

23/4: Nadia een enkele lepels pudding, daarna  zegt ze “nee” en Lefort legt de lepel weg. Na een intermezzo met de duim gaat Nadia enkele stukje suiker nemen. Ze komt op de schoot van Lefort, en om beurt zuigt zij op de suiker of vraagt ze Lefort om eraan te zuigen. Voor Lefort is er geen sprake meer van een metaforisch substituut voor het object van het lichaam, van het zuigen aan een vinger, of zelfs haar eigen duim (want vlak daarvoor had Nadia even de beweging gemaakt naar haar eigen duim maar die terug weer laten vallen), maar wel van een metonymisch object tussen Nadia en Lefort, waarbij Nadia voor de eerste keer het orale verlangen van Lefort bevraagt, analoog aan dat van haar. Zo markeert ze de Ander als met een tekort. Hetzelfde spel rond het ontbrekende object zal zich herhalen met de kralen, gepaard gaande met energieke “caca”’s. Ze ontdekt een kom met kralen, ze haalt de kralen uit de kom, ze legt ze terug, ze strooit er enkele van op de vloer, ze is opgetogen wanneer Lefort die kralen teruglegt. Op het einde houdt ze een van die kralen tussen haar vingers, ze maakt dat Lefort haar hand uitsteekt, ze doet alsof ze die kraal zal geven en dan legt ze ze lachend terug in de kom. Waar ze vroeger hetzelfde spel speelde met het koekje, ging het toen om een tekort op het lichaam, het zoeken naar het object op het lichaam van Lefort. Nu was het het lachen dat hen samen bracht, zegt Lefort, nadat de laatste haar hele lichaam had kunnen verliezen in de spiegel. Dat wordt ook duidelijk wanneer Nadia in diezelfde sessie een prentenboek neemt en blijft hangen bij het beeld van de kat, een dier dat ze werkelijk kent, en het beeld lachend streelt. Het geeft aan dat het reële van de kat een beeld is geworden, dat er ergens een verlies is geweest, net zoals er ook voor Lefort een verlies is geweest. Nadia was niet geïnteresseerd in het beeld van de hond, want ze had nog nooit een echte hond gezien.

De lagere holte van haar lichaam kon slechts op een manier geconstitueerd worden, door de inschrijving van het gat in het veld van de Ander, waarbij ze enkel het voorafgaande verwerven had van het bovenste gat, als leidraad. De eerste opening moest gaan door al de wisselvalligheden van het transitivisme om zichzelf te installeren, tot het zijn status vond in de spiegel. Het lagere gat van de lichamelijke holte kon zo geïnstalleerd worden op de basis die reeds werd verworven door de confrontatie van beelden in de spiegel. Er was reeds een wegsturen geweest van het reële bij de holte. Er bleef een metaforisch object en de poging om ze te blokkeren, de vinger van Lefort als imaginaire fallus, maar Lefort stopte dit door haar interpretatie. Nadia zou uiteindelijk de dialectiek van het inschrijven van de opening in het veld van de Ander terug introduceren door een metonymisch object, het stukje suiker, wat een verbinding kon vormen tussen het bovenste orale gat en het laagste anale gat.

25/4: Nadia speelt opnieuw het spel met de kralen, en onophoudelijk brabbelt ze “ca-ca”. Daarna neemt ze de kleine trein, die ze in het potje doet, en dan gooit ze het potje omver zodat de trein eruit valt. Lefort realiseert zich dan dat ze haar luier heeft bevuild, en zegt haar dat. Nadia is zeer hevig, gooit de kralen rond zich, en dan legt ze de trein in de wieg, ze neemt de pop bij de luier, en dan komt ze op de schoot van Lefort. Na een uitwisseling van koekjes gaat ze zelf om een propere luier en ze steekt die voor zich uit, zodat Lefort haar kan verschonen.

Het anale object wordt alternerend gerepresenteerd door de kralen en door de kleine trein, maar het valt op dat ze de kralen in een kom doet, dus in een orale container. Het spel is nog zeer sterk verbonden met haar lichaam, want Nadia ontlast zich tezelfdertijd wanneer ze hevig wordt en de kralen rond zich verstrooit. Op dat moment was er een tijdelijk falen in de uitwisseling, wat zich toonde toen ze angstig werd wanneer ze de babypop reeds de wieg haalde, bij de luier, en ze duidelijk vastzat aan een opeenvolging van metaforische equivalenten: ontlasting, trein, pop. Het was waarschijnlijk de terugkeer van het verdrongene wat haar bang maakte: de ontlasting in haar luier werd gebracht tot de dimensie van het uitsmeren van haar lichaam, toen het lichaam enkel een oppervlakte was.

In de volgende sessies vindt Nadia de weg naar Lefort terug, via het spel met de suiker, via de uitwisseling met de trein. Ze weigert echter om de kralen aan Lefort te geven, om er een object van uitwisseling van te maken. De kralen worden vooral gebruikt voor het uitdrukken van haar kwaadheid, wanneer ze ze rondstrooit en urineert in haar luier terwijl ze recht staat. Ze werkt ook niet mee met Lefort om een schone luier om te doen. Lefort interpreteert het als boosheid omdat ze er niet altijd is, en dat ze daarom niets meer wil geven. Maar zelfs wanneer ze Lefort toelaat om haar luier af te doen, werkt ze niet mee om een schone luier om te doen.

7/5: Nadia eet een paar lepels, en dan wil ze dat Lefort haar luier afdoet. Maar ze maakt zeer duidelijk dat ze niet wil dat er een schone luier wordt omgedaan. Lefort doet het toch, en Nadia urineert een paar keer, uit wrok, ze strooit kralen rond zich en ze trapt erop.

8/5: De sessie begint op dezelfde manier, maar Lefort doet haar nu geen schone luier meer om; ze heeft het eindelijk begrepen, zegt ze. Zonder een luier kan de ontlasting de waarde krijgen van een gift, een gift die vrij kan worden gegeven of geweigerd om te geven, want Lefort moet haar dan niet een luier afdoen. Lefort toont haar dus dat ze een luier op haar schoot heeft, en dat Nadia zelf mag kiezen wat ze ermee wil. Nadia blijft rond draaien in de kamer, opgetogen met haar blote achterste. Ze kijkt naar de luier op de knieën van Lefort, en ontevreden gaat ze de kralen verstrooien, en ze urineert op de vloer. Ze gaat spelen met de kralen, “potty-caca” zeggend, en dan staat ze voor Lefort, kijkend naar het potje, kijkend naar Lefort. Ze wil dat Lefort haar op het potje zet, en zodra Lefort dat heeft gedaan straalt ze glimlachend. Ze beweegt, zodat ze met de kralen kan spelen, en op het moment waarop ze zich ontlast geeft ze Lefort een van de kralen. Ze komt dichter bij Lefort zodat die haar van het potje kan helpen, en dan begint ze, zittend aan de voeten van Lefort, het spel te spelen met de trein. Wanneer ze terug opstaat om het boek te brengen, doet Lefort haar een schone luier om, waarbij ze Nadia probeert duidelijk te maken dat ze heeft begrepen dat Nadia haar iets heeft gegeven, en dat de luier omdoen door Lefort nu niet langer een weigering is van de gift. Zo kon Nadia ook hier het reële en de betekenaar met elkaar verbinden.

  1. De taal

We schreven het eerder al: op 5 december kijkt Nadia naar Lefort en zegt ze voor de eerste keer “mama, mama”, vreugdevol. Maar, zegt Lefort, het had evengoed “papa” kunnen zijn; het gaat dus nog niet om de betekenis van de woorden, het gaat erom dat een woord wordt geplakt dat een soort van verwachting aangeeft, voorbij die betekenisvolle ander.[51]

Dit betekent echter niet dat het Nadia’s eerste kennismaking was met de taal. Lefort beschrijft immers hoe ze vanaf de eerste ontmoeting, op 8 oktober, met Nadia sprak – waarop Nadia meteen reageerde, ze lachte. In tegenstelling tot het gevoed worden bleek het aangesproken worden duidelijk een aangename ervaring – wat, als we Aulagnier mogen geloven, een goede basis is voor het verwerven van de taal zelf. Vanaf 24 oktober begint Nadia ook zelf te brabbelen.

Reeds eerder was er het spelen met het geluid. In november al merkt Lefort op dat Nadia de auto vooral gebruikt om ermee te slaan, om geluid te maken en om gehoord te worden, in tegenstelling tot de kip die ze gebruikte om de fles te benaderen. Vanaf 30 november is er een ontwikkeling van de combinatie tussen blik en gehoord worden, wanneer Nadia bijvoorbeeld met het autootje slaat tegen de stoel van Lefort en ondertussen naar haar kijkt. Het geluid is duidelijk gericht naar Lefort, en het gehoord worden dient ook, via dat speelgoedautootje, om de agressiviteit van Nadia ten opzichte van Lefort uit te drukken.

Meer en meer wordt het brabbelen een betekenisvol brabbelen; tenminste, zo wordt het door Lefort geïnterpreteerd.

12/12: Nadia gooit het koekje weg dat ze vasthoudt, ze maakt een gebaar alsof ze Lefort wil slaan, en ze brabbelt op een gutturale manier terwijl ze bewegingen van ontkenning maakt met haar hoofd.

14/12: Lefort gaat Nadia ophalen en neemt haar in haar armen, Nadia zucht tevreden, en brabbelt vreugdevol. Later in die sessie laat Lefort haar weer stuiteren op haar schoot, terwijl Nadia vrolijk “mama-ma en “da-da-da” brabbelt.

15/12: Nadia zit op de schoot van Lefort, er is heel veel motorische activiteit maar ook een sterk gearticuleerd brabbelen, vooral “ma-ma-ma”, terwijl ze naar haar kijkt of terwijl ze de knopen van haar witte jas betast. Wat later duwt ze haar twee keer weg met haar armen, terwijl ze haar hoofd schudt en bijna “no-no” zegt.

17/12: Een gelijkaardig scenario: Eerst wordt het koekje gebruikt om geluid te maken, daarna gaat Nadia de knopen van de jas van Lefort inspecteren en ze brabbelt “mama”, niet “mama-ma”.

22/12: Nadia exploreert de ruimte, en halfweg stopt ze om naar Lefort te kijken en ze brabbelt met een zekere mate van articulatie en modulatie, ze lijkt iets te verklaren.

29/12: Tijdens een ontspannen moment neuriede Lefort zachtjes. Nadia kijkt haar intens aan, en wanneer Lefort stopt antwoordt ze, zegt Lefort, zeer gearticuleerd, traag, gemodelleerd, brabbelt ze, pregnant zoals taal.

2/1: Nadia gaat niet in de richting van Lefort, ze gaat in tegenovergestelde richting, ze lacht en ze zegt een keer “nee,nee”; ze brabbelt voortdurend en op een dergelijke gearticuleerde manier dat Lefort denkt dat ze snel zal beginnen te spreken.

9/1: Nadia komt naar Lefort, ze knuffelt haar, ze lacht teder, en ze brabbelt bijna in een soort van lied.

13/1: Nadia loopt van de ene wieg naar de andere, brabbelend alsof ze beledigingen aan het uitschreeuwen is.

16/1: De emotionele toon van de sessie wordt gedomineerd door een overweldigend verlangen om geknuffeld te worden en door een negativisme dat Nadia verplicht om Lefort weg te duwen zodra ze zich een beetje heeft laten gaan. Ze brabbelt helemaal niet.

18/1: Nadia komt in de armen van Lefort, ze brengt een speelgoedbordje met zich mee, ze gooit het nieuws, gaat het terug oprapen, vergezeld met gevarieerd en gearticuleerd brabbelen: “a-pa, a-pou, a-té, a-da, a-ca”. Op dat moment, zegt Lefort, wordt de betekenaar voor de eerste keer verrijkt door de dimensie van het betekende: wanneer de lettergrepen worden verdubbeld komt er “papa, tété, caca” en de “pou” heeft te maken met “poum”, wat voor haar “vallen” betekende.

19/1: Nadia richt haar aandacht op een stuk stof dat ze probeert te verscheuren, ze stopt en ze brabbelt “a-ga, a-poum”, zoals wanneer er iets valt.

29/1: Nadia heeft een lepel in haar hand, ze slaat met de lepel op het bord, ze brabbelt furieus, en dan klagend wanneer ze er niet in slaagt om het bord weer op de goede plaats terug te leggen.

Lefort spreekt tegen haar, over haar verlangen om eten te krijgen van Lefort, en over de agressie omdat dat verlangen haar kwaad maakt, omdat ze vroeger altijd ontgoocheld werd door dat eten krijgen. Dat Nadia wist dat Lefort haar niet zou verplichten om te eten, dat ze graag zou willen dat ze verplicht werd, maar dat het haar pijn zou doen. En terwijl ze dat zegt, brengt Nadia in act wat ze aan het zeggen is, in dezelfde volgorde. Ze neemt een kopje en ze steek het uit naar Lefort, angstig wachtend op een reactie. Lefort doet er wat voedsel in, Nadia klimt op haar schoot, ze kijkt gespannen. Lefort biedt haar het kopje aan, Nadia dipt haar vingers in het kopje, ze likt aan haar vingers en ze wordt nog angstiger. Haar gezicht klaart op wanneer Lefort haar verteld dat Nadia weet waarom ze niet door Lefort wordt gevoed; omdat Nadia het niet kan aanvaarden, omdat ze nog steeds haar geweld wil uitdrukken ten opzichte van dat voedsel, waarvan ze vroeger werd verplicht om het te nemen zonder dat iemand had om lief te hebben. Nadia straalt en ze likt haar kin. En Lefort reageert dat Nadia in feite Lefort wil opeten.

5/2: In de tussenperiode vindt de hele evolutie rond het spiegelbeeld plaats. Lefort beschrijft hier hoe Nadia in de sessie in haar armen wil komen, ze duwt zichzelf tegen Lefort terwijl ze “mama-mama” zegt, en dan gaat ze naar de wieg, speelt met een spatel, ze houdt die spatel voor Lefort uit, en ze zegt “Hier!” Daarna vertrekt ze om de muur en het raam te exploreren, brabbelend.

12/2:  In de sessie neemt Nadia stof uit een speelgoed-ark en ze brabbelt “pa-pa-pa”, voor de eerste keer. Tot nog toe begonnen al haar klanken met een “a” – “a-pa, a-ga, a-pul, a-ca, a-da” – met uitzondering van ma-ma-ma. “Between 12 and 16 February Nadia performed a veritable working-through in order to situate the Other as a third term. Her first means was a signifier she uttered for the first time and that designates the third term for any child: “pa-pa-pa”, zegt Lefort. [52] 

15/2: Nadia vindt een kleine Russische doos, ze loopt ermee rond, en ze brabbelt heel veel, ze articuleert verschillende lettergrepen, vooral “a-poum-ca-da”, samengenomen alsof ze een woord zijn. Op de schoot van Lefort speelt ze met  de kleine doos, ze steekt haar vinger erin, ze roert en ze zegt “ca-ca-ca” (in anticipatie op het potje), ze steekt ook haar tong in.

Na de maaltijd zit ze in de armen van Lefort, ze zitten voor de spiegel. Nadia neemt een lepel en steekt die in de mond van Lefort, wat later brengt ze twee lepels. Lefort spreekt de woorden uit en Nadia herhaalt voor de eerste keer “cuillère”, en ze kijkt trots naar Lefort. Hiermee was de lepel niet langer een betekenaar die Nadia verwees naar de primordiale betekenaar van de Ander ; het was een gewoon object geworden.

16/2: Nadia speelt met het gooien van de lepel, en ze raapt hem weer op. Ze brabbelt vreugdevol, lachend, en met een plagende uitdrukking: “ca-da, a-poum ca-da!”

Wanneer ze klaar is met eten, gooit ze het bord op de vloer, en ze staat met beide voeten op het omgekeerde bord. Ze stampt met elke voet om beurt op het bord, met de attitude, de uitdrukking en het brabbelen van iemand die bezit heeft genomen van iets wat ze heel sterk wil.

1/3 : Nadia loopt naar de deur en ze brabbelt “ca-ca-ca” en “po-po-po”. Lefort zegt tegen Nadia dat ze misschien wil dat ze samen een potje gaan zoeken. Dit is een keerpunt, zegt Lefort, op die dag was Nadia bijna aan het spreken.

 17/3 :  Nadia  gaat heen en weer tussen de gang en de kamer, en ze zegt “caca… potje… potje… Mama … Mama!”

  1. Het afscheid

14/5: Nadia vraagt een lepel gestoofd fruit, en daarna een tweede, om dan haar hoofd af te wenden. Lefort glimlacht omdat Nadia erin slaagt om haar in een positie te brengen van een moeder aan wie men vragen stelt om ze te kunnen weigeren. Hetzelfde gebeurde met het potje: de eerste keer had Nadia de hulp gevraagd van Lefort, maar sindsdien zat ze er vanuit zichzelf op, ze bleef erop zitten gedurende de hele sessie, maar er kwam niets, en ze vroeg ook niet meer om het verschonen van haar luiers.

Op 16 mei zit Nadia voor de eerste keer in haar leven alleen buiten, in de tuin. Twee dagen later ziet Lefort haar door het venster spelen met haar schaduw, vreugdevol omdat ze ziet hoe de schaduw verandert van vorm, wanneer zij verandert van positie. Nadia lijkt gelukkig in de tuin, ze zoekt naar het gezelschap van de oudere kinderen. Ze gaat nu ook naar een kinderdagverblijf en ze lijkt daar zeer betrokken. Op 27 mei is ze zo aan het opgaan in haar spel dat ze niet graag naar de sessie komt, en tijdens de sessie toont ze zich veel meer betrokken op de buitenwereld en op straat.

In die periode gaat ze naar het kinderdagverblijf, waar ze zich moest aanpassen aan een verschillend ritme van leven, en aan andere kinderen die allemaal ouder zijn, maar die haar ook aantrekken. Die aanpassing vraagt heel veel energie, ze is uitgeput tijdens de sessies.

Het duurt tot 20 juni vooraleer Nadia terug vreugdevol kan zijn tijdens de sessies, wanneer ze lachend de dingen doet die ze vroeger deed, het uitpakken van de stukjes suiker, kralen leggen in een kom, die kom geven aan Lefort en dan de kom omvergooien en heel hard lachen. Het onbewuste, de doodsdrift, was daar, zegt Lefort, maar enkel in die knipoog die Lefort kreeg, waardoor ze beiden lachten, zonder dat er daar veel over moest worden gezegd.

3/7: Nadia ziet de babypop in de wieg, ze kijkt naar Lefort en ze gooit die omver. Ze klimt op de schoot van Lefort, en ze vraagt om de fles. Nadia opent haar mond, Lefort geeft haar de fles, in het begin is er een gelukkige uitdrukking, maar dan ziet Lefort hoe Nadia gespannen is en de fles wegduwt. Echter, dat komt omdat iemand vergeten is om een gat te maken in de speen. Nadia gooit de fles kwaad op de vloer, Lefort interpreteert alles voor haar maar ze wil niet langer meer drinken uit de fles, wel uit een kom. En dan kan ze wel genieten van het drinken.

Dan ontdekt ze de babypop op de vloer, ze raapt ze op, ze houdt ze vast bij de luier, en ze gooit ze weg. Ze gaat zelf in de wieg liggen, zodat Lefort haar kan oppakken. Het lijkt alsof ze op dat moment de plaats van die pop wil innemen. Maar ze lacht en ze voelt er zich gemakkelijk bij, ze wordt blijkbaar niet langer getroffen door het beeld van de kleine ander dat haar had gefascineerd. Lefort interpreteert dat de libido haar eigen beeld had vastgemaakt aan de ander voor de spiegel, en dat wat wanhoop veroorzaakte was weggesluisd door het ego, dat de drift niet meer inhoudt en daardoor de externe realiteit ook deseksualiseert.

Hier raakte de overdracht uitgeput.

Om tot een onbewuste te komen, moest het subject niet langer ten prooi zijn aan het reële. De relatie tot de Ander was voor Nadia aanvankelijk te massaal, maar uiteindelijk werd Lefort voor Nadia de plaats van het tekort, van de castratie, de symbolische dimensie. Haar ego, een spiegelconstructie, kon Lefort niet bevatten, en zo kon ze zichzelf van haar losmaken, of Lefort laten vallen.

Op 15 juli vertelt Lefort haar dat ze drie weken niet aanwezig zal zijn. In augustus blijkt dat Nadia het goed heeft gesteld, actief was, kon lopen en dansen en op stoelen klimmen, en nooit kwaad werd. Ze had geen diarree of oorontsteking meer. Na de vakantie gingen nog enkele sessies door. Nadia was sterk gegroeid en sterk veranderd, was ook stabieler qua houding.

Op 5 september is er geen enkel geluid of geen enkele beweging, behalve het zuigen op de suiker. Aanvankelijk wil Nadia niet naar haar kijken, en daarna wil ze met haar ogen het gezicht van Lefort niet loslaten, een diepgaande blik, maar het leek alsof ze het niet herkende. Er was geen interesse in de objecten in de consultatieruimte, maar ze blijft wel ontspannen in de armen van Lefort, en dat toont het vertrouwen dat er is. Tegelijkertijd is er die blik die zegt dat Lefort haar had verlaten, en dat er daarom geen vreugde was toen ze haar terugzag. Enkele dagen later kwam de glimlach er wel. Lefort spreekt haar uitgebreid over haar wrok over die afwezigheid, en Nadia is geweldig als respons. De grote emoties worden uiteindelijk uitgedrukt door een verschrikkelijke aanval van diarree. Er doet zich enkele dagen later nog een aanval voor, maar dat zal de laatste keer zijn.

De volgende keer geeft Nadia Lefort een kraal, zonder die diarree, en ze gaat naar buiten kijken en ze zegt “dada”. Op die manier stelt ze een einde aan de behandeling, en Lefort gaat ermee akkoord. Nadia raakt gehecht aan een van de verpleegsters van het kinderdagverblijf, en kan daar investeren in het leven. Zo nu en dan ziet Lefort haar nog in de instelling, Nadia komt haar vragen om een kus, en dan gaat ze terug.

Besluit

Het is een hele arbeid geweest om dit werk te doorploegen, omdat de rijkdom aan details in de weg staat van een overzicht. Het overzicht kan dan ook slechts onvolledig zijn. Wat het verder moeilijk maakte is dat heel veel aspecten van dit werk aanknopingspunten bieden naar andere auteurs, waarbij steeds de vraag komt naar vergelijking met dat werk.

Ik denk aan Winnicott, met het transitionele object. Lefort stelt op een bepaald moment expliciet dat ze niet spreekt over een transitioneel object, maar toch komt bij mij de vraag of specifiek het metonymisch object zoals zij het beschrijft, niet zou kunnen worden vergeleken met de definitie van het transitionele object zoals Winnicott dat beschrijft.

De situatie van wederzijdse inclusie wordt beschreven door Sami Ali, evenals het onstaan van diepgang wanneer de laatste auteur verwijst naar de beroemde Ford-da scène en het spel van de kleinzoon van Freud.

Sami Ali beschrijft hoe de imaginaire ruimte wordt gecreëerd naar analogie van het lichaamsbeeld, waarvan we hier duidelijk voorbeelden hebben gezien.

Het spiegelstadium en de verschillende dimensies ervan worden bij verschillende auteurs besproken; ik denk aan Lacan,  Aulagnier, Dolto en Nasio.

De overgang van de eerste situatie van invidia, met een structuur zoals Aulagnier het fantasma beschrijft,  waarbij ook duidelijk wordt hoe belangrijk een worteling in het pictografische is.

De overgang van het fantasmatische naar taal, bij Aulagnier – de overgang van het primaire naar het secundaire,  van het lustprincipe naar het realiteitsprincipe.

Al die aspecten lijken hier geraakt te worden, maar toch weer nuances te introduceren die om verdere bewerking en bespreking vragen. Kan het ook anders ? Het gaat om ervaringen die nauwelijks in taal te vatten zijn, en waarbij elke auteur vanuit een eigen klemtoon een bijdrage levert. Maar net zoals de taal betekenis creëert door betekenaars met elkaar in verhouding te brengen, kan ook het tegenover elkaar stellen van die verschillende lezingen van de archaïsche ervaring slechts een verrijking bieden van ons klinisch werk. 

 

[1] Berger, F. Naissance du sujet et structure de la psychose. In  Cahiers de psychologie clinique 2007/2 (n° 29), p. 51-70

[2] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 35

[3] Taccoen zet de drie begrippen, voortgaande op het onderricht van Lacan, tegenover elkaar. Behoefte heeft te maken met een biologische nood, nodig om te overleven. Wie wil leven, heeft honger en behoefte aan voedsel. Een vraag voegt hier de intersubjectieve dimensie aan toe : een vraag wordt aan iemand gesteld. Deze vraag mag dan wel te maken hebben met een concrete behoefte, maar de dimensie van het verlangen wordt erbij gevoegd, met het genot als imaginair eindpunt. Imaginair, want enkel door het verzaken aan het totale genot kan een verlangen ontstaan.
Taccoen, L. Gehoorzaamheid en perversie. Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2005, p. 106-107.

[4] Miller verwijst naar Aulagnier : “… an “expectation” of the object that possesses an ability to excite and a “need” of information that explains that the activation of the various sense zones has the property of bein accompanied by what I call erogenous pleasure”. Hij voegt eraan toe : “The quality of the primary object’s response to that expectation – the object that possesses the ability to excite – is decisive for the awakening for the potentialities for mental development that require the satisfaction of that need for sensory information and the pleasure to which it gives rise.”

Miller, P. Driving soma. London, Karnac, 2014, p. 140.

[5] Berger, F. Naissance du sujet et structure de la psychose. In Cahiers de psychologie clinique 2007/2 (n° 29), p. 62.

[6] In dit stadium zou ik denken aan de volgende omschrijving van die Ander, in een gelijkaardige context: "In de behoeftenbevrediging is de mens afhankelijk van de ander, er ontstaat een talige relatie. Om tot bevrediging te komen moet men woorden gebruiken die voor de anderen verstaanbaar zijn. Los van het feit of het object al dan niet kan worden verkregen, wordt vooral het antwoord van de ander belangrijk. De vraag overschrijdt hier de behoeftenbevrediging en wordt een vraag naar de Ander. De Ander wordt dan met hoofdletter geschreven omdat hij verheven wordt tot iemand die macht krijgt over het subject dat een vraag aan hem stelt. Hier voltrekt zich de overgang naar het register van het verlangen. Een vraag die vanuit een vraag naar behoeftenbevrediging met woorden wordt verbonden, krijgt een andere betekenis: behoeftenbevrediging wordt minder belangrijk en maakt plaats voor een vraag naar liefde, naar erkenning."
Dolto, F. Kinderen aan het woord. Nijmegen, Sun, 1998, p. 54.

[7] Lefort, p. 35-36.

[8] Het Latijnse “invidia” komt terug in het Franse “envie”, wat het verlangen oproept, maar ook in het Latijnse “invidere” wat de nadruk legt op het vijandig kijken.
Baïetto, M.C. L’envie et l’accès à l’objet. In : Analyse freudienne presse, 12/2006, p.74-82.

[9] http://staferla.free.fr/S11/S11%20FONDEMENTS.pdf, p. 62

[10] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 9

[11] O’Loughlin, M. The emergence of the speaking subject : child therapy and the subject of desire. In : Essays from cradle to crouch, p. 371.

[12] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 24

[13] Crommar beschrijft hoe een baby, vlak na de geboorte, een ervaring heeft van uiteen te vallen. "De nauwe baarmoederwand omknelt hem immers niet meer. Hij heeft het gevoel uiteen te vallen, zijn lichaam valt "open". (…) Dit gevoel zal hij in de eerste maanden dikwijls opnieuw beleven en het zal steeds gepaard gaan met angst en dus met huilen. (…)" En verder: "Als de baby op de buik van de moeder wordt gelegd, zal hij haar binnen de kortste keren heel intens aankijken. Daarmee print hij de blauwdruk van haar gezicht in zijn hersenen. Haar gezicht is voor hem, in de eerste maanden, het belangrijkste baken waaraan hij zich zal vastklampen." Is het daarom dat Nadia zo opvallend op zoek was naar iemand die haar blik kon ontmoeten?

Crommar, Claudine. Nieuw boek voor vaders. Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2018, p. 61 - 62.

[14] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 16

[15] Ibidem, p. 14

[16] Ibidem, p. 17

[17]Ich würde gern mit allem Nachdruck die buchstäbliche Seite der psychoanalytischen Entdeckung festhalten, dass die Herstellung eines Lochs Seinsbedingung ist. (…) Um zu sein, muss man Löcher machen, denn es gibt keinen Geburstkanal, solange es kein Baby mit der Fähigkeit gibt, sich seinen Weg dadurch zullen bahnen. (…) …stellen wir fest, dass die nachhaligsten und regelmässigsten Aktivitäten des ersten Lebensjahrs mit der Herstellung von Löchern zu tun haben, und zwar nicht irgendwo, sondern mit Vorliebe am Körper des am Ursprung – also in der mütterlichen Postition – stehender Anderen”.
Rodulfo, R. Die lange Geburt des Subjects. Giessen, Psychosozial Verlag, 2004, p. 118.

[18] Rodulfo, R. Die lange Geburt des subjects. Giessen, Psychosozial Verlag, 2004, p. 66 tekst

[19]What does the baby see when he or she is looking at the mother’s face ? I am suggesting that, ordinarily, what the baby sees is himself or herself”.
Winnicott, D.W. Playing and Reality. London/New York, Routledge, 2005, p. 151.

[20] Sami Ali baseert zich voor zijn theorie op zijn analytische ervaring met psychose en met kinderen met psychomotorische achterstand, en meer algemeen met de therapie met kinderen en volwassenen.

[21] Sami-Ali. Corps réel. Corps imaginaire. Paris, Dunod, 1984 , p. 121

[22] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p.17.

[23] Ibidem, p. 15.

[24] Ibidem, p. 23

[25] Ibidem, p. 22

[26] Ibidem, p. 36

[27] Ibidem, p. 38

[28] Ibidem, p. 42

[29] Ibidem, p. 44

[30]Un “bruit” et non pas un enoncé porteur de signification, une odeur non définissable, une proprioception concernant l’interieur du corps propre, ont fait brusquement irruption dans l’espace psychique, l’ont totalement envahi : le sujet n’est plus, ne peut plus être, n’a plus été, que cette fonction percevante (audition, olfactive, proprioceptive) indissociablement liée au perçu : le sujet est ce bruit, cette odeur, cette sensation et il est conjointement ce fragment et ce seul fragment du corps sensoriel mobilisé, stimulé, par le perçu. (…)  Tout se concentre sur une zone, mieux, sur un point sensoriel qui devient le représentant métonymique de tutes les zones et de toutes leurs fonctions, de même que le “perçu” auto-engendré par la psyché (halluciné) devient le répresentant métonymique des objets du monde. Nous assistons à une mise hors circuit de la représentation ideique et de la représentation fantasmatique, au profit de la représentation pictographique d’un objet-zone complémentaire”.

Aulagnier, P. Un interprète en quête de sens. Paris, Payot, 1991, p. 395

[31] We vinden een gelijkaardig begrip, de wederzijdse inclusie, bij Sami Ali, op een andere manier dan wat hier wordt beschreven, maar tegelijk zeer relevant voor het vervolg van ons verhaal. Hij onderscheidt :

  • de speculaire ruimte met drie dimensies, een systeem van driedimensionele coördinatie waarin de relaties symmetrisch zijn maar niet omkeerbaar, waarin een hier en daar kan worden gedefinieerd en een links en rechts.
  • Een meer archaïsche structuur van een vlakke oppervlakte, gereguleerd door wederzijdse relaties van inclusie. De derde dimensie ontbreekt, alles is tegelijkertijd binnen en buiten, inhoud en container.

De auteur zal deze twee verschillende ruimtelijke vormen situeren in de evolutie van de relatie tussen moeder en kind, net zoals Lefort dat ook doet in het vervolg van deze casus.

[32] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 43.

[33] Ibidem, p. 36.

[34] Waarbij het in dit geval blijkt te gaan om een zeer rudimentaire separatie, zoals Lefort dat zelf ook zegt, nog zonder een derde dimensie, maar wel bemiddeld door het object.

[35] “… l’exigence, pour le phantasmant, de poser dans la scénario qu’il contemple deux objets et, à l’extérieur de la scène, un troisième représenté par le regard qui la contemple. (…) La nécessité de poser à l’extérieur de la scène un regard, supposé éprouver du plaisir, ou du déplaisir, est la conséquence du postulat selon lequel fonctionne le primaire
Aulagnier, P. La violence de l’interpretation. Paris, PUF, 2017, p. 87  

[36] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 68

[37] Ibidem, p. 67

[38] Ibidem, p. 71

[39] Ibidem, p. 112.

[40] Ibidem, p. 87.

[41]Welnu, wij hebben reden om een oerverdringing te postuleren, een eerste fase van verdringing, die inhoudt dat aan de psychische (voorstellings) representant van de drift de opname in het bewuste wordt ontzegd. Met deze fase is een fixatie gegeven; de desbetreffende representant blijft vanaf dat moment onveranderd voortbestaan en de drift blijft eraan gebonden. Dit is het gevolg van de in een later verband te bespreken eigenschappen van onbewuste processen.”
Freud, S. Werken VII (De verdringing).Amsterdam, Boom, 2006, p. 50. 

[42]L’assomption jubilatoire de son image spéculaire par l’être encore plongé dans l’impuissance motrice et la dépendance du nourrissage qu’est le petit homme à ce stade infans, nous paraîtra dès lors manifester en une situation exemplaire la matrice symbolique où le je se précipite en une forme primordiale, avant qu’il ne s’objective dans la dialectique de l’identification à l’autre et que le langage ne lui restitue dans l’universel sa fonction de sujet”.
Lacan, J. Le stade du miroir comme formateur de la fonction du Je. In : Ecrits I. Paris, Seuil, 1999, p. 93.

[43]L’assomption jubilatoire” acquiert alors une triple signification : elle est achèvement de la coupure primordiale du dedans et du dehors ; elle est dépassement de l’inquiétante étrangeté primitivement liée à la perception du double ; elle est confirmation du primat absolu de cette même perception”.
Sami-Ali. Corps réel. Corps imaginaire. Pour une épistémologie psychanalytique. Paris, Dunod, 1984, p. 150.

[44]Mais la notion d’individuation propre à ce narcissime premoïque, réferée pour chacun aux limites de la peau, dans sa réalité cohésive, tactile et visible, découle d’une autre expérience, celle du miroir. Cette expérience de l’image qu’il voit dans le miroir, quand il l’intuitionne comme sienne, met brusquement le sujet aux prises avec une plus-value des pulsions scopiques qui ne va pas de soi et qui s’affronte aux valeurs d’echange comme aux valeurs narcissiques des autres pulsions : olfactives, auditives, tactiles”. (…) La vue de son image dans le miroir impose à l’enfant la révélation que son corps est une petite masse à côté de tant d’autre masses de différentes dimensions et surtout de la grande masse des adultes. (…) Il y a ceci encore de nouveau : la découverte d’un visage et d’un corps inséparables dorénavant l’un de l’autre. L’enfant ne peut donc plus, dans la réalité, à partir de l’expérience scopique partagée avec autrui, se confondre (…) aec le père, ni avec la mère, ni avec un ainé, (…) avec les fantasmes narcissiques qui le portaient à s’imaginer tel qu’il désirait être : car l’enfant imagine facilement étant un autobus, un avion, un train, un cheval, un oiseau …. (…) Dans ces jeux imaginaires où il aime à fantasmer une autre identité, apprait dans son parler le “conditionnel” : “Je serais …
Dolto, F. L’image inconscient du corps. Paris, Seuil, 1984, p. 150-154.

[45] En ce sens-là, c’est un image aliénante, s’il n’y a pas, dans l’espace, une personne qu’il connaît et qui, avec lui, face au miroir, lui montre qu’elle aussi répond à ces mêmes curieuses conditions de réflexion sur cette surface plane et froide.
Ibidem, p. 152.

 

[46] Ce mouvement qui le porte vers le regard de la mère, qui abolit un instant le vu, constituera, dans son mouvement de retour vers le miroir, le vu comme objet de plaisir pour celle qui apparaîtra dès lors le dépositaire de ce non-spécularisable de l’image. Elle seule pourra compléter l’image narcissique, ajouter cet “en-plus” indespensable à sa brillance et sans lequel elle ne serait plus que ce qu’elle est dans le réel : un effet des lois optiques.
Aulagnier, P. Un interprète en quête de sens. Paris, Payot, 1991, p. 173.

[47] Lefort, R. Birth of the other. Urbana/Chicago, University of Illinois Press, 1994, p. 109-110.

[48] Ibidem, p. 117.

[49] Ik denk dat we hier een voorbeeld zien van de projectie van het eigen lichaamsbeeld in de ruimte, wat door Sami Ali uitvoerig beschreven wordt – en waarnaar hij ook verwijst wanneer hij stelt dat het spiegelbeeld een einde maakt aan die onrustwekkende vreemdheid wanneer de dubbel – in dit geval de ruimte als dubbel van de mond – wordt waargenomen.

[50] Op dat vlak had Nadia sinds 12 december een hele evolutie doorgemaakt. In die beginperiode was het vooral belangrijk dat ze zich kon bewegen zonder inhibitie, waarbij emoties meteen tot actie kon worden vertaald – dit in tegenstelling tot de onhandige en automatische bewegingen van in het begin van de behandeling. In de periode van december en januari kwam er een evolutie tot rechtstaan en kunnen lopen, waarbij Nadia intens kon genieten van de activiteit van haar ledematen – maar steeds hield ze contact met de blik van Lefort. Vanaf 31/12 draagt ze schoenen. Meteen wordt dit een dimensie van uitwisseling tussen haar en Lefort, wanneer Lefort haar ‘s morgens haar schoenen en sokken aandoet vooraleer ze naar de sessie gaat. 

 

[51] “…she showed that it was not me who was at stake, in the form of some mother substitute, but a beyond. In other words, beyond the signification of “mama” there was an irreducible signifying function.”

Ibidem, p. 48.

[52] Lefort, p. 160.

'

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.